RUG wil niet zonder fossiele banden
Dealen met de duivel
‘Op zoek naar de felbegeerde veiligere, betere en duurzamere batterij’, kopte de RUG begin vorig jaar boven een bericht over haar deelname aan BatteryNL, een consortium dat binnen acht jaar een verbeterde batterij wil hebben ontwikkeld.
Dat klinkt goed, natuurlijk: het zou elektrische auto’s weer een stukje groener maken. Maar een van de andere partners is Shell, dat het project deels financiert. En dit soort samenwerkingen ligt onder een vergrootglas sinds klimaatactiegroep Extinction Rebellion er de aandacht op vestigde en universiteiten opriep om de banden met de fossiele industrie te verbreken.
De RUG is betrokken bij meer van zulke projecten. Waterstof Werkt, bijvoorbeeld, dat waterstof als nieuwe energiedrager onderzoekt. Dat wordt onder meer gefinancierd door Shell, GasTerra, Gasunie en de NAM. Het onderzoek van D-Carbonize naar biologisch afbreekbare polymeren krijgt een bijdrage van TotalEnergies.
En het gaat niet alleen om onderzoek, maar ook om gastcolleges, zoals bij de executive MBA energy transition, of zelfs gesponsorde leerstoelen.
Voorwaarden
De RUG is geen grote speler als het aankomt op financiering door de fossiele industrie. De universiteit is sinds 2011 betrokken geweest bij 41 van zulke partnerschappen, waar de Universiteit Utrecht er 81 telde, blijkt uit de nationale database Mapping Fossil Ties. En de RUG doet slechts mee aan drie van de 167 onderzoeksprojecten van Nederlandse universiteiten die Shell financiert (peildatum februari 2024), terwijl de TU Delft bij zestig betrokken is.
Het is niet de cultuur om open te zijn over zulke partnerschappen
Toch kan de universiteit niet op de oude voet doorgaan. Vorig jaar juni stelde de UvA al strengere criteria op waar fossiele bedrijven aan moeten voldoen. De maand daarop kwam de Universiteit Utrecht met voorwaarden voor samenwerkingen. En nu, na bijna een jaar overleg, volgt ook de RUG. Deze maand zal de universiteitsraad een voorstel bespreken voor richtlijnen die bepalen wat wel en niet mag.
De regels
- ‘Fossiele industrie’ wordt vooralsnog gedefinieerd als alle bedrijven die actief zijn in de winning van fossiele brandstoffen (kolen, gas of olie, ~ ‘upstream’ activiteiten).
- De samenwerking heeft betrekking op de ontwikkeling van kennis, technologie en inzichten die primair bijdragen aan het halen van de (inter)nationaal vastgestelde klimaatdoelen.
- De samenwerking met een (consortium van) maatschappelijke partij(en) moet een substantiële bijdrage aan de klimaattransitie mogelijk maken. Daarbij kan met name gedacht worden aan de drie bovengenoemde cruciale transities: van fossiele naar hernieuwbare energie, van fossiele naar niet-fossiele grondstoffen voor materialen, en van lineair naar circulair gebruik van fossiele grondstoffen.
- Maatschappelijke partij(en) die gebruik willen maken van de energietransitie-expertise van de RUG of die willen versterken, dienen akkoord te gaan met publicatie van hun naam en de omvang van hun bijdrage op een publieke webpagina van de RUG.
- Onderzoeksresultaten worden open access gepubliceerd. Bedrijven kunnen de rechten op octrooieerbare uitkomsten verwerven conform het vigerende EU-staatssteunkader. De RUG neemt in de overeenkomst altijd een anti-shelvingbeding op.
De regels zijn gebaseerd op het beleid dat de Faculty of Science and Engineering vorig jaar opstelde en heeft als doel om partnerschappen in lijn te brengen met de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs. Banden met de fossiele industrie zijn alleen toegestaan als het project aan bovenstaande voorwaarden voldoet. Een nog in te stellen commissie gaat dat beoordelen.
Goede richting
Hoogleraar atmospheric composition modelling Wouter Peters is blij met de richtlijnen. ‘Ze zijn heel redelijk, en eigenlijk lijken ze erg op wat wij als onderzoekers in overweging nemen voor we een besluit maken over samenwerking’, zegt hij.
Ook Bert Scholtens vindt ze een stap in de goede richting. ‘Er heerst op de universiteit geen cultuur van openheid over zulke partnerschappen’, zegt de hoogleraar duurzaam bankieren en financieren. Hij wil wel nog concrete garanties krijgen wat betreft het openbaar maken van namen.
Maar Machiel Mulder, hoogleraar energie-economie en programmadirecteur van de executive MBA energy transition, denkt dat het misschien zelfs een stap te ver is. ‘Ik ben het helemaal eens met de laatste twee voorwaarden: transparantie wat betreft je contacten en financiering is cruciaal om onafhankelijk onderzoek te kunnen doen’, zegt hij.
We kunnen geen onderzoek doen naar het functioneren van fossiele markten
De rest is voor hem echter te eng gedacht. Hoewel hij milieubewust is en daarom geen auto heeft of met het vliegtuig reist, vindt hij het beperken van onderzoek tot de energietransitie niet de juiste weg.
‘Die tweede en derde voorwaarde betekenen dat we geen onderzoek kunnen doen naar de efficiëntie van de zoektocht naar en winning van fossiele energie, of naar het functioneren van fossiele markten’, legt hij uit. ‘Zulke kennis is nog altijd relevant om inzicht te krijgen in de effectiviteit van klimaatbeleid.’
Er was ook helemaal geen beleid nodig, stelt Mulder. ‘Ik zie het probleem niet met die banden, want we gebruiken allemaal voortdurend fossiele energie.’ Daarom is het ook aan de overheid om de fossiele industrie te reguleren, zegt hij.
Onduidelijk
Henk Moll, emeritus hoogleraar natuurlijke bronnen voor duurzame productie en consumptie, vindt dat de richtlijnen niet helder genoeg zijn. Neem het woord ‘substantieel’ om de vereiste bijdrage aan de energietransitie te beschrijven: ‘Verwijst dat naar de financiële bijdrage van het bedrijf of naar de potentiële effecten?’ Want één project, zegt hij, kan nooit zo’n grote impact hebben.
Als dat zo is, hebben we die banden met de fossiele industrie dan wel nodig?
Absoluut, zegt Mulder. Hoe klein de bijdrage ook is, iedereen moet meedoen aan de energietransitie. ‘Universiteiten kunnen bedrijven helpen die omslag te maken, ze kunnen technologieën ontwikkelen om efficiënter met energie om te gaan’, legt hij uit. ‘Dus deze banden zijn uiteindelijk een goede zaak.’
‘Als je de wereld wilt beïnvloeden, moet je er deel van uitmaken’, vindt ook Caspar van der Wal, hoogleraar physics of quantum devices.
Projecten versnellen
En daarnaast, zegt Peters, kan de fossiele industrie projecten zoals dat waar hij momenteel aan werkt, als onderdeel van Waterstof Werkt, versnellen. ‘We kenden via een congres iemand bij Shell. Hij hoorde over ons idee en zei dat Shell het makkelijk kon financieren. Er waren geen uitgebreide subsidierondes nodig en we hadden geen concurrentie: het was een kwestie van een paar pagina’s met onze plannen en toen kregen we het geld.’
Het was een kwestie van een paar pagina’s en toen kregen we het geld
Zelfs zonder officiële richtlijnen hadden de wetenschappers veel voorwaarden om de financiering aan te nemen, zegt hij. ‘Een harde eis om het te overwegen was dat we absoluut onafhankelijk zouden zijn.’ Geen mitsen en maren, geen vetorecht, geen claim op de onderzoeksresultaten of de technologie: Shell betaalt alleen en luistert. ‘We wilden het onderzoek doen zoals we het gepland hadden, no strings attached.’
Maar, vraagt Moll, hoe zit het met de langetermijngevolgen van zo’n samenwerking? Het gaat immers niet alleen om de directe contacten, maar om het netwerk waar je als onderzoeker deel van uitmaakt en de denkrichting die daaruit volgt, legt hij uit. ‘Je werkt binnen een bredere context en dat kan een ongrijpbare invloed hebben.’ Het kan ten goede komen aan het voortbestaan van het bedrijf op de lange termijn, bijvoorbeeld.
Ook Moll deed in de jaren negentig en de vroege jaren nul mee aan onderzoek dat gefinancierd werd door de fossiele industrie. Destijds werd er niet gesproken over de ethiek daarvan, en er waren sowieso geen richtlijnen, zegt hij. ‘Je moet het altijd in z’n tijd zien, want met de kennis van nu had ik misschien andere keuzes gemaakt.’
Greenwashing
Dus zijn de richtlijnen waar de universiteitsraad over gaat praten een soort aflaat voor de universiteit voor haar banden met de fossiele industrie?
Het korte antwoord is nee. ‘Er blijven morele risico’s aan zitten’, zegt Moll. Zo’n samenwerking kan bedrijven bijvoorbeeld helpen met greenwashing, waarbij het financieren van onderzoek gebruikt wordt om aan een groen imago te werken.
‘Bedrijven zullen altijd proberen garen te spinnen bij de goede indruk die je maakt. Onze vrienden bij Shell zijn daar bijvoorbeeld schuldig aan’, zegt Joost Frenken, decaan van de Faculty of Science and Engineering. Maar dat is volgens hem een kleine prijs om te betalen voor de voordelen die het heeft.
‘Die ethische gevolgen zijn de reden voor dit document. We doen ons onderzoek nooit in complete afzondering’, zegt hij. Het beste wat je kunt doen, denkt hij, is om zoveel mogelijk te sturen op onderzoek dat onmiddellijk positieve gevolgen heeft voor de maatschappij.
‘Of we maken goede sier, of we hebben een positieve impact op de transitie naar groenere technologie en minder opwarming van de planeet’, zegt hij. Waar andere universiteiten voor het eerste kozen door bepaalde bedrijven taboe te verklaren, is de RUG trots op haar besluit om samenwerkingen te beoordelen en niet de bedrijven zelf.
‘Als de voordelen groot genoeg zijn, moeten we het doen. Want we verkopen onze ziel niet aan de duivel, en dat is het belangrijkste.’