Binnen bij OB42-46
Oude glorie wacht onder het puin
1. De hal
Het is een beetje sneu, eigenlijk, als je de hal van het monumentale Bestuursgebouw binnenkomt. Ja, het marmer op de vloer glimt je tegemoet, maar de wanden zijn grauw en overal lopen provisorische leidingen, regelkasten en stopcontacten.
Dat gaat allemaal veranderen, belooft René Bosscher, die adviseert over het monumentale aspect van de renovatie. ‘Je ziet dat overal, maar we gaan het allemaal zo netjes mogelijk wegwerken.’
2. Voorste salon
De voorste salon is een van de mooist bewaarde interieurs van de stad Groningen. Maar omdat de zes monumentale schilderingen in restauratie zijn, is daar nu weinig van te zien.
Het licht van de telefoon toont de grisaille boven de deur – een schildering die de indruk wil wekken dat het werk is uitgehakt in marmer. ‘In het midden zien we gouverneur Willem Alting, de baas van Jacob Versteege die dit huis in 1791 heeft laten bouwen.’ Links en rechts zie je twee engeltjes – putti, noem je die. ‘Ze zitten op kanonnen, een verwijzing naar de VOC-tijd, en eentje heeft een oranjeboompje vast’, zegt Bosscher.
Dat is interessant, want zo’n oranjeboompje is een statement van loyaliteit naar het koningshuis. ‘Maar Versteege was helemaal niet van het koningshuis. Toen de Fransen een paar jaar later kwamen, sloot hij zich aan bij de patriotten!’
Op verschillende plekken is de verf voorzichtig afgekrabd om de verschillende lagen te onthullen, waarmee de oude kleurstelling is achterhaald. ‘Dan kom je op deze wat paarse tinten met vergulde elementen. Dit is echt wel vet hoor. Dus zo gaan we het weer terugbrengen.’
3. Tweede salon
Ook de achterste salon – met schuifdeuren gescheiden van de voorste – heeft grote schilderijen. Die waren in betere staat dan die aan de voorkant en zijn dus gedurende de verbouwing beschermd door mdf-plaat.
‘En hier hing altijd een gordijntje’, wijst Bosscher op de glazen schuifdeuren naar de serre. ‘Dat snap ik vanwege de privacy, maar het zorgt ook voor een enorme geslotenheid.’
Dat moet anders. Hoe weet hij nog niet. ‘Daar is de architect nog over aan het nadenken. Maar je wilt de deuren ook open kunnen gooien, zodat je interactie krijgt. Het mag best leven.’
4. Serre
Zelfs nu nog geeft de serre tussen de tweede salon en de vergaderzaal een buitengevoel, maar ooit strekte het glazen dak zich over de hele ruimte uit. ‘En in die tijd kwamen de exotische planten deze kant op, dus er zullen hier misschien palmbomen hebben gestaan.’
Er komt straks een andere glaskap op, zegt Bosscher, ook omdat de huidige kap het licht nogal reflecteert. ‘Daar heeft collegevoorzitter Jouke de Vries wel eens over geklaagd, want zijn kamer zit hier schuin boven.’
Ook hier is de verf op diverse plekken weggekrabd voor kleuronderzoek. ‘Dat roze is de grondlaag. Er is een blauwe fase geweest en een groene aan het begin van de twintigste eeuw. En daar heb je weer dat oorspronkelijke paars met bladgoud.’
5. Grote vergaderzaal
Nee, de grote vergaderzaal hoeft niet meer te worden aangepakt. De ooit zielloze ruimte werd al in 2016 in oude glorie hersteld. ‘We hebben er toen asbesthoudende luchtkanalen uitgehaald en de wandbespanning vervangen. De oorspronkelijke vloer kwam ook weer naar boven’, zegt Bosscher. Van een kille ruimte ging de zaal terug naar donkergroene bronstinten, bruinrode wandbespanningen en veel bladgoud – alles in Lodewijk XVI-stijl. Het past ook prachtig bij de landelijke schilderingen boven de schoorsteenmantel en de toegangsdeuren.
Toch is de zaal nog maar honderd jaar oud. Bij een grote renovatie in 1904-1905 moest het gebouw – toen de ambtswoning van de Commissaris van de Koningin – representatiever worden en grote gezelschappen kunnen ontvangen. Er werd een feestzaal bij gebouwd, maar die liet men aansluiten op de weelderige stijl van de rest van het pand.
6. Koetsonderdoorgang
Een klassieke zitkamer, zou je denken. Hoge ramen naar de straat, een marmeren haard. Maar tot 1904 kwam je hier het huis binnen vanuit de koetsonderdoorgang. Kijk goed naar de vloer en de lambrisering en je ziet de plint die het punt verhult waar ooit een muur zat. Ook zijn er nog sporen van een trap, waarlangs mensen ooit het pand betraden. ‘Ik denk dat je nog straatkeien tegenkomt als je onder de vloer kijkt’, zegt Bosscher.
De trap was echter smal en lastig te beklimmen en raakte in onbruik. Bij de verbouwing van 1904 besloot men daarom hem weg te halen en van de ruimte een zitkamer te maken.
7. Ontvangsthal
Het keeshondje, op het medaillon achter de balie in de hal, is wel het beroemdste ornament uit het pand. Waar het oranjeboompje uit de voorste salon een symbool van de orangisten is, is dit het symbool van de patriotten. Maar, zegt Bosscher, aan de andere kant staat een oranjeboompje en het schijnt dat je het ooit kon draaien. ‘Was dat opportunisme? Zo van: we zijn hier voor iedereen? Of bedekten ze het keeshondje even als het Koninklijk Huis kwam? Het mechanisme zit in elk geval vast.’
Maar er zijn meer bijzondere elementen hier. Zo is er de prachtige deur die bij nader onderzoek afkomstig is uit een van de oude salons en bij de verbouwing uit 1904 hier is geplaatst. ‘Zie je het snijwerk, om diepte te creëren?’
Het is zo gedetailleerd dat de uitgesneden viool en mandoline zelfs kleine snaartjes hadden. De meeste zijn dichtgeschilderd, maar die worden straks met visdraad hersteld. ‘Minimale kosten, minimale tijd qua inzet, maximale resultaten.’
8. OB42 – Begane grond
De Oude Boteringestraat 42, waar ooit het Confucius Instituut was gevestigd, is eigenlijk ouder dan het buurpand. Hier vind je nog de massieve vloerbalken uit de zestiende eeuw. En langs de rand is zelfs nog een stenen gewelfje te zien – de plek waar een haard gezeten moet hebben. ‘Want op een houten vloer kun je natuurlijk niet stoken.’
Dit hier is een ontvangstruimte geweest, zegt Bosscher. Op de muren zijn nog de afgebladderde resten te zien van donkerbruin, waarin in zwart nog een bladmotief te ontdekken is. ‘Dat was een laat-achttiende-eeuwse interieurafwerking. Heel anders dus dan hiernaast, maar niet minder chic.’
Het zal wel donker zijn geweest, denkt hij, want het pand is diep – goedkoper, omdat de grond aan de straatkant het duurste was. Er viel dus weinig licht naar binnen, maar toch werd het afgewerkt in bruin en zwart. ‘Maar ik vind het verschrikkelijk mooi.’
Na de renovatie worden de schilderingen verborgen achter een voorzetwand. ‘De volgende generatie mag dan beslissen wat ze ermee doet.’ In de scheidingswand met Oude Boteringestraat 44 worden openingen gemaakt om meer openheid en transparantie te creëren.
9. OB42 – Eerste verdieping
Een gigantische ruimte strekt zich uit van de ramen aan de straat tot achterin het pand. ‘Maar valt je niet nog iets op?’ vraagt Bosscher. ‘Laag, he?’
Dat kan kloppen. Hier op de bovenverdieping van OB42, waar straks mensen van de afdeling communicatie zullen werken, werd ooit handelswaar opgeslagen. ‘Op de benedenverdieping werd gehandeld en was er plek om te wonen. De bovenverdieping was om stoffen of graan op te slaan.’ En daar is weinig hoogte voor nodig.
10. OB44 – Achterkamer
De kamer – ooit de werkkamer van de rector magnificus – oogt simpel en wit. Hier geen sjieke ornamenten, zoals op de benedenverdieping. En toch… Ook deze kamer komt uit 1791 en als je beter kijkt, zie je nog de gipsen ornamenten op het plafond. ‘Elke keer als hier weer iemand nieuw kwam te zitten, werd het even opgefrist en ging er weer een laag ral-9010 overheen.’ De ornamenten zijn volledig dichtgeverfd, ‘dus die gaan we een beetje vrij stralen’, zegt Bosscher. ‘Als je goed kijkt, zijn die oneffenheden dus eigenlijk weer putti in Lodewijk XIV-stijl die voorwerpen vasthouden die te maken hebben met vruchtbaarheid.’
Trouwens: alweer iets dat waarschijnlijk uit een andere woning is gehaald bij de bouw. De rest van het pand is immers in Lodewijk XVI-stijl. ‘En vervolgens hebben ze dat aangevuld met wat strikjes en medaillonnetjes.’
De vloer bestaat uit lange planken uit één stuk. ‘Maar kijk eens? Ze rusten niet op de plafondbalken hieronder, maar op kleinere balkjes die iets hoger zitten. Dat gaf rust. Minder geluidsoverlast. En het plafond beneden stort niet in als je hier staat te dansen en te springen.’
11. OB44 – Zolder
Op de zolder wacht ‘een van de mooiste cadeautjes van de verbouwing’, zegt Bosscher. Want toen de bouwers de asbesthoudende plafondplaten weghaalden, kwam er een originele, laatmiddeleeuwse kapconstructie tevoorschijn.
‘We hebben toen de hele planning omgegooid’, zegt Bosscher. ‘We gaan het dak van buiten isoleren en het plafond wit verven, terwijl de kapconstructie de kleur behoudt. Zo kun je straks de hele kap ervaren als je hier werkt.’
Ook de vloer draagt nog sporen van de geschiedenis. Niet zo oud als de kap misschien, maar lijnen op de grond verraden het feit dat de zolder ooit was volgebouwd met kleine kamertjes – net groot genoeg voor een bed, een stoel en een kast. ‘Dus dat waren de dienstkamertjes. En er is vast zo’n belletje geweest, zodat ze het personeel konden bereiken als ze beneden iets wilden’, zegt Bosscher.
Het vlak aan het einde van de zolder is groter en grenst niet aan een raam. De wrangelkamer, denkt Bosscher: een plek om wasgoed te wringen en allicht te drogen te hangen.
12. OB46
‘Het meest verdrietige gebouw van de drie’, zegt Bosscher. Hier is echt niets meer te vinden dat herinnert aan de oude tijd. ‘Tenzij je houdt van jaren zestig- en zeventigstijl.’
Het oorspronkelijke gebouw stamt uit het midden van de achttiende eeuw, maar vrijwel alles wat neergehaald kon worden, is ook plat gegaan. Inclusief de gevel. ‘Je zou denken dat die zo gebouwd is, maar ze hebben enkele historische ornamenten op een nieuw gebouw teruggeplaatst. Ze hebben het bovendien in historische stijl gebouwd, zodat de voorbijganger denkt dat het oud is.’