Minder onderzoeksinstituten
Bèta's vrezen vechtfusie
Waarom?
De veranderingen die het bestuur binnen FWN wil doorvoeren gaan niet alleen over de clustering. Er moet ook iets veranderen op bestuurlijk gebied. ‘We willen instituten meer beslissingsbevoegdheid geven, zodat allerlei initiatieven en aanstellingen minder vertraging oplopen. Ook pleiten we voor een andere middelentoewijzing, de middelen om personeel, exploitatie en investeringen te betalen. Die kan transparanter.’
Dat geeft volgens Knoester meer stimulans om goed te scoren op belangrijke zaken als onderwijsinzet en promoties. ‘Toewijzing gebeurt nu nog via de historische lijn, het is zo gegroeid. Als er iemand weggaat bij een instituut, komt er meestal een nieuw iemand terug. Maar misschien heeft een ander instituut het wel meer nodig. Die keuzes moeten we beter beredeneren.’
De fusie is daar een deel van. Grotere instituten zijn volgens Knoester stabieler als budgettaire eenheid, geschikter voor een meer professionele zakelijke en wetenschappelijke ondersteuning en geven meer mogelijkheden om stafleden tijdelijk vrij te spelen voor inzet in bijvoorbeeld de voorbereiding van een grote onderzoeksaanvraag. Bovendien is het overdragen van verantwoordelijkheden naar kleine instituten riskant, zegt Knoester.
‘Onze faculteit is succesvol maar we missen te vaak de boot als het gaat om grote programmasubsidies en initiatieven’, zegt hij. ‘Kijk bijvoorbeeld naar de Zwaartekrachtbeurzen. We zijn daarin nog geen belangrijke speler. Door te clusteren krijgen we meer slagkracht en kunnen we beter de internationale onderzoeksagenda (mede)bepalen.’
Ze willen niet. Althans de meeste van de dertien instituten verzetten zich hevig en zijn nauwelijks in beweging te krijgen. Toch is de fusie, de clustering zoals het wordt genoemd, iets wat hoog op het ‘to-do lijstje’ van het faculteitsbestuur staat.
En dat niet alleen. Ook wil het bestuur bestuurlijke veranderingen doorvoeren zodat instituten meer beslissingsbevoegdheid hebben om ‘hun’ geld in te zetten. Nu moeten ze vaak wachten op goedkeuring van het faculteitsbestuur en dat kost veel tijd. ‘Beslissingen worden op deze manier dichter bij de werkvloer gebracht, zodat sneller ingespeeld kan worden op mogelijkheden die zich voordoen’, zegt decaan Jasper Knoester van de bètafaculteit.
Over de bestuurlijke veranderingen, de kanteling van de financiën, lijken bijna alle directeuren van de instituten het eens. Er moet wat gebeuren, vinden ze. Maar de clustering is een lastig punt. Het voorstel van het bestuur levert veel discussie en weerstand op.
Stress op werkvloer
De meerderheid van de directeuren is bang de identiteit, de naam van het instituut kwijt te raken na de fusie. Ook vrezen ze voor een directeur die niet het beste met hun instituut voor heeft, maar het ‘eigen’ instituut voortrekt. En dan is er nog de sfeer.
Verschillende directeuren voorspellen ruzie, of op z’n minst spanningen. ‘Clustering is riskant’, zegt Henk Broer, directeur van het Johann Bernoulli Instituut (JBI) dat zich bezighoudt met wiskunde en computerscience. ‘Straks zit je samen met een club, waar het niet mee klikt. Daar heb je jaren last van. En nu al zorgt deze hele onderneming voor veel stress op de werkvloer.’
De discussies zijn spannend, zegt Lambert Schomaker, directeur van ALICE, het instituut van kunstmatig intelligentie. ‘Heftig ook. We krijgen, als de clustering doorgaat, eerst vijf jaar ruzie met elkaar. En dan hebben we nog vijf jaar nodig om alles weer op te lossen.’ Schomaker vindt het verschrikkelijk dat het zo gaat. ‘De emoties lopen hoog op, het ligt allemaal behoorlijk gevoelig.’
Schomaker heeft het vooral moeilijk met de grootte van de geplande instituten. ‘Het bestuur wil ons groot maken omdat we, volgens hen, te klein zijn. Terwijl we het als jong en groeiend instituut hartstikke goed doen. Big is beautiful lijkt opeens de norm. Maar wat goed is voor de grote instituten, is niet per se goed voor de kleinere.’
Naamsbekendheid
Ook bij het Kapteyn Instituut zien ze de fusie niet zitten. ‘We zouden dan dubbel zo groot worden. Nu kent iedereen elkaar, straks niet meer’, zegt Reynier Peletier, directeur van het sterrenkundige instituut. ‘Samen met een groep fysici van ongeveer dezelfde grootte wordt het een vechtinstituut.’
Bovendien vraagt hij zich af wat je als instituut door een fusie gaat verliezen. ‘Naamsbekendheid gooi je weg door sterke, aanwezige instituten op een hoop te gooien met andere.’
Het Kapteyn Instituut is onderdeel van de landelijke onderzoeksschool NOVA en de Dieptestrategiesubsidie is recent met vijf jaar verlengd. ‘Het gaat om in totaal 25 miljoen euro voor NOVA en een vergelijkbaar bedrag voor Zernike’, zegt Peletier. ‘Dus wat Kapteyn betreft werken wij landelijk samen en is clustering binnen de faculteit misschien niet wat we willen. Het leidt onze focus van NOVA af.’
Wat ook zorgt voor weerstand is het voorstel zelf. Veel directeuren vinden dat ze niet passen bij het instituut waar ze volgens het plan mee moeten fuseren. ‘Het ligt te ver uit elkaar’, zegt Broer. ‘We staan op papier met ALICE maar daar voelen we ons niet mee verwant, er is weinig inhoudelijke affiniteit. ’
Het is bovendien niet noodzakelijk voor ons om te clusteren om de doelen van het bestuur te halen, zegt Thomas Palstra, directeur van het Zernike Institute for Advanced Materials. ‘We moeten ons beter organiseren en de verschillende sterktes beter zichtbaar maken naar buiten. De grootte van de instituten opschalen is daar, voor ons, niet per se de manier voor. Er wordt onderling al goed samengewerkt, met een federatief verband breng je ook een goede infrastructuur aan.’
Palstra ziet de voordelen van samenwerking, maar vreest dat met een ‘gedwongen’ clustering de barrieres tussen de instituten hoger worden. ‘Het zou kunnen leiden tot afgebakende clusters die elkaar niet meer weten te vinden’, zegt Palstra. ‘De discussie over het verbeteren van de kwaliteit zou eigenlijk voorop moeten staan. Vanuit die discussie kunnen we dan verder kijken.’
Best een mooie combi
Toch lijkt er uit het plan van het faculteitsbestuur heel voorzichtig wel iets te bloeien. Verschillende directeuren komen schoorvoetend dichterbij. ‘Het is ook niet zo dat ik faliekant tegen ben’, zegt Broer. ‘Met CTN (theoretische fysica) wil ik best samen, dat ligt veel dichter bij ons. Dat zou best een mooie combi zijn.’
Ook het Zernike Instituut, het Stratingh Instituut (scheikunde) en GBB (biomolecular science and biotechnology) lijken elkaar gevonden te hebben, al is dat in eerste instantie gebaseerd op een federatief verband. De fusiebesprekingen tussen CEES (logical and evolutionary science) en CBN (cognitive and neuroscience) gaan heel goed, het plan wordt energiek opgepakt en er is veel support voor onder de staf van beide instituten.
Misschien niet volgens het oorspronkelijke plan, maar toch lijken de instituten met elkaar te flirten. ‘Dat is goed’, zegt Knoester. ‘We zitten nog in de discussiefase, het heeft nog tijd en hopelijk levert het op deze manier wat op. Maar soms voel ik me als een vader die zijn dochter eigenlijk naar de verkeerde liefde ziet lopen.’
Clusterplan van het faculteitsbestuur
Het faculteitsbestuur kwam in juli 2013 met een plan voor de herindeling van de instituten. GRIP (farmacie), ITM (technology and management) en ESRIG (energy and sustainability) blijven ‘alleen’. GBB (biomolecular science and biotechnology), Stratingh (scheikunde) en ZIAM (Zernike Instituut voor advanced materials) mogen in elke gewenste combinatie clusteren tot twee nieuwe instituten. Het bestuur ziet CEES (logical and evolutionary studies) en CBN (behaviour and neuroscience) graag samen en daar is ook bij beide instituten veel steun voor. Het JBI en ALICE zouden in het plan van het bestuur fuseren, net als het Kapteyn Instituut, CTN (theoretische natuurkunde) en het laatste deel KVI (kernfysica).
Theoretisch natuurkundige Diederik Roest schreef deze week een opinie over de toenemende druk om tot schaalvergroting te komen in de wetenschap. ‘Wetenschap doet al aan schaalvergroting.’