Het lijkt op een scene uit een film. Terwijl de twee meisjes druk kletsend voorbij lopen, stopt de één na de ander met wat hij aan het doen is. Als bevroren blijven ze naast hun tafel staan of boven hun tas hangen. Allemaal kijken ze de twee na. Ook ik kan niet het niet nalaten om te staren. Het is dan ook een raar gezicht: twee opgetutte meiden tussen de bètanerds.
Bèta’s kleden zich zelden volgens de laatste mode. Ze dragen vaak een verwassen shirt, afgetrapte gympen en een paardenstaart (m/v) bedoeld om het haar uit het gezicht te houden: uiterlijk lijkt niet belangrijk. In elke andere gemeenschap zouden mensen met hun trui binnenste buiten, hun favoriete heavy metal shirt of een hoepelrok het mikpunt van spot worden, maar bij bèta’s maakt het niet uit hoe je eruit ziet.
Bij een tentamen surveilleren in de Tentamenhal is dan ook een uitstekende gelegenheid voor het spelletje ‘spot de bèta’. Tussen de duizend studenten zijn er een twintigtal natuurkundestudentenden die in een hoekje van de hal bij mij tentamen komen maken. En als de deuren open gaan om vijf voor negen, herken je ze direct tussen de instromende studenten.
De twee meiden die ‘mijn’ rijen in lopen, horen er duidelijk niet bij. Handtas, goudkleurige oorringen, hakken van twaalf centimeter: niet een typische bètalook. Ik loop naar hen toe en vraag ze of ze ook deelnemen aan dit tentamen. Eén van de twee kijkt achter me langs naar de rijen natuurkundestudenten en beseft dat ze helemaal verkeerd zit. ‘Nee hoor’, griezelt ze, ‘nerds.’ Snel zoeken de twee dekking in de naastgelegen rijen.
Terwijl ik ietwat verbouwereerd terug loop, twijfelend of ik nu beledigd moet zijn of niet, mompelt één van de natuurkundestudenten: ‘Met zo’n persoonlijkheid kun je inderdaad beter wat meer aandacht aan je uiterlijk besteden.’
Bètawijsheid voor op een tegeltje.
Wendy Docters werkt als oio bij het Kernfysisch Versneller Instituut
Foto Reyer Boxem