Wetenschap
Aanleg van de Zandmotor bij Kijkduin in 2009. In het zand duiken regelmatig oude artefacten op. Foto Rob Oo (CC BY 2.0)

Hoe ging prehistorische mens om met klimaatverandering?

Atlantis in de Noordzee

Aanleg van de Zandmotor bij Kijkduin in 2009. In het zand duiken regelmatig oude artefacten op. Foto Rob Oo (CC BY 2.0)
Diep onder het zwarte water van de Noordzee ligt Doggerland, dat duizenden jaren geleden verdronk als gevolg van een stijgende zeespiegel. Groningse archeologen willen achterhalen hoe de bewoners omgingen met het wassende water.
Door Rouèl Gnodde en Christien Boomsma
9 maart om 9:42 uur.
Laatst gewijzigd op 9 maart 2021
om 14:15 uur.
maart 9 at 9:42 AM.
Last modified on maart 9, 2021
at 14:15 PM.

Hoe Doggerland in de loop der tijd onder het water verdween.
Animatie Keith Hall (CC BY 2.0)

Als je deze zomer over de Zandmotor loopt, het kunstmatige strand bij Kijkduin, zou je tussen de steentjes en schelpen zomaar een pijlpunt kunnen vinden, of een vishaak van been. Botresten misschien wel. Of zelfs – zoals vorig jaar nog gebeurde – een stuk kaak van een wolharige neushoorn, regelrecht uit de laatste ijstijd.

Die artefacten zijn daar soms aangespoeld, maar nog veel vaker duiken ze op in de 21,5 miljoen kubieke meter zand waarmee het gebied in 2011 is aangelegd om Nederland te beschermen tegen de stijgende zeespiegel. Zand dat is weggehaald van de bodem van de Noordzee: een gebied dat lang geleden niet de modderige zee was die we nu kennen, maar een ijzig steppeland met mammoeten en wolharige neushoorns. 

Toen de temperatuur begon te stijgen na de laatste ijstijd, veranderde het in een dichtbebost land waar jagers en verzamelaars jaagden op bijvoorbeeld herten, oerossen en wilde zwijnen. Ze aanbaden er de natuur, maar moesten vooral zien om te gaan met een land dat met elke smeltende gletsjer verder verdronk.

Enorm gebied

‘Je moet je realiseren dat je gewoon naar Engeland kon lopen’, zegt archeoloog Merel Spithoven. ‘Het was een enorm gebied dat zich uitstrekte over de hele zuidelijke Noordzee van Engeland tot Denemarken.’ 

Dit gebied – waarvan de Britse geoloog Clement Reid het bestaan in 1913 al vermoedde, toen hij schreef over een landbrug die Engeland met het vasteland zou hebben verbonden – was bewoond tot het einde van de middensteentijd en werd intensief bereisd. Tegenwoordig kennen we het als Doggerland. ‘Er zijn inmiddels duizenden artefacten gevonden’, vertelt Spithoven. 

Er kwamen andere planten en dieren en daarop moest de mens zich aanpassen

Zij is een van de onderzoekers die deze artefacten de komende jaren gaan bestuderen, om zo een beeld te kunnen schetsen van het dagelijks leven van de mensen die ze achterlieten. Het project, onder leiding van archeoloog Hans Peeters van het Groninger Instituut voor Archeologie, kreeg onlangs 675.000 euro van de NWO. 

‘Bovendien willen we te weten komen hoe de zeespiegelstijging invloed heeft gehad op de sociaal-culturele ontwikkelingen in de gemeenschappen van jager-verzamelaars’, zegt Peeters. 

Veranderingen 

Want toen de gletsjers na het einde van de laatste ijstijd – ongeveer 15.000 jaar geleden – begonnen te smelten, stroomde Doggerland langzaam maar zeker over. De inwoners moesten leren omgaan met enorme veranderingen in het landschap. ‘Er kwamen andere planten en dieren’, legt Peeters uit. ‘En de menselijke technologieën moesten daarop worden aangepast.’ 

Maar mensen gingen zich misschien ook op een andere manier gedragen en kregen andere gewoontes en tradities. Niet onwaarschijnlijk in een samenleving die waarschijnlijk heel animistisch was ingericht. ‘Een cultuur dus, waarin alles bezield is’, legt Peeters uit. ‘Planten, dieren, alles.’  

Archeoloog Hans Peeters met een pijlpunt.

Er zijn al volop aanwijzingen dat dit het geval was. Spithoven, die zich bezighoudt met het bestuderen van pijlpunten, ontdekte bijvoorbeeld dat er in de middensteentijd ineens veel meer kleinere pijlpunten werden gemaakt. ‘We willen graag weten of dat te maken heeft met het veranderende landschap.’

Het zou kunnen dat mensen meer vis gingen vangen en daardoor minder behoefte hadden aan zware speren. Maar het kan ook zijn dat ze overstapten op pijl en boog: een wapen dat accurater is en geschikter voor jagen in de bossen.  

Gebruikssporen

De gebruikssporen op de pijlpunten verbergen een schat aan informatie. Diepe, verticale groeven betekenen bijvoorbeeld dat de spits in vorm is geschuurd met zandsteen. Hoe meer van dit soort groeven, hoe minder ze gebruikt zijn. Dan kunnen ze afgedankt of verloren zijn. Glimmende, gladde plekken op de punten wijzen erop dat ze vaak werden gebruikt om bijvoorbeeld herten te jagen. ‘Vergelijk het met de gouden plekken op bronzen beelden’, legt Spithoven uit. ‘Die glans ontstaat doordat zo’n plek heel vaak is aangeraakt.’  

Misschien werden sommige pijlpunten wel gedragen als talisman

De onderzoekers kijken daarvoor ook naar hoe pijlpunten in veel recentere gemeenschappen van jagers-verzamelaars worden gebruikt. ‘Uit onderzoek in Papoea-Nieuw-Guinea bleek dat voor ieder type pijlpunt een apart woord bestaat en dat ze elk een eigen toepassing hebben’, vertelt Peeters. ‘Pijlpunten die worden gebruikt in de jacht, worden niet gebruikt in oorlogsvoering.’ 

‘En misschien werden ze wel helemaal niet gebruikt, maar werden de spitsen van hele goede jagers wel gedragen als een soort talisman,’ vult Spithoven aan, ‘iets dat geluk brengt. Ook dat willen we onderzoeken.’ Als een pijlpunt namelijk niet gebruikt is, is het waarschijnlijker zijn dat hij een andere functie gehad heeft.

Isotopen

Maar pijlpunten alleen zijn niet voldoende om het verhaal van Doggerland te vertellen. Peeters verzamelde een groot, interdisciplinair team om zich heen, waarvan de leden elk een ander stukje van de puzzel kunnen ontrafelen. 

Michael Dee van het Groningse isotopencentrum gaat zich bezighouden met de datering van de objecten via koolstofdatering. Lisette Kootker van de VU gaat uitzoeken wie wat at. Ze kan dat doen door isotopen te onderzoeken die in mensenbotten worden aangetroffen. Sommige van deze atomen van een specifiek afwijkend gewicht kunnen daar alleen maar in terecht gekomen zijn door het voedsel dat de eigenaar van het bot at, zoals een hert. De herten zelf aten bijvoorbeeld weer gras, dat zijn voedingsstoffen weer uit de bodem en lucht haalde. Elk van die voedingsstoffen is als het ware gelabeld met isotopen die in het lichaam worden opgenomen. En dus kan je aan een hertenbot zien wat het hert heeft gegeten, maar ook aan een mensenbot.  

Deze mensen moesten omgaan met klimaatverandering, net als wij nu

En dan is er nog een enigszins luguber mysterie dat opgelost moet worden. Eerder onderzoek, waar ook Spithoven bij betrokken was, liet zien dat getande benen pijlpunten niet alleen van dieren afkomstig waren, maar net zo goed van mensen. 

Dat is uitzonderlijk. ‘Dus waarom gebruikten ze die? Waren deze botten beter voorhanden?’ vraagt Spithoven zich af. Mogelijk hadden deze jagers en verzamelaars minder scrupules wat betreft het hergebruiken van beenderen. ’Je moet natuurlijk bedenken dat deze mensen misschien wel heel anders dachten dan wij dat doen.’

Actueel

Het Natuurhistorisch Museum Rotterdam pakt het onderzoek naar het landschap op, samen met mensen van de Vrije Universiteit Amsterdam en de RUG. Er zijn geologen uit Utrecht bij het project betrokken en onderzoeksgroepen in Groot-Brittannië en België die zich bezighouden met zeespiegelstijging. DNA-onderzoek wordt gecombineerd met fysisch-antropologisch onderzoek dat licht moet werpen op de genetische relaties van deze groep jagers-verzamelaars. 

Peeters en Spithoven kunnen niet wachten. Want het verhaal van het Atlantis in de Noordzee is immers razend actueel. ‘We kunnen uit de gemeenschappen van Doggerland leren hoe mensen omgingen met de grote veranderingen in hun omgeving, veranderingen aan iets wat heel vertrouwd voor ze was’, zegt Peeters. ‘En dat raakt weer aan hoe wij dat nu doen.’ 

Spithoven knikt: ‘Deze mensen moesten leren omgaan met klimaatverandering. En dat is precies waar we nu zelf mee bezig zijn.’

Een getande pijlpunt uit het zand van de Zandmotor.

Engels