Freelancen: voor de crisis had het woord nog een positieve connotatie. Vertelde je de loonslaven over je beroep, dan reageerden zij vol afgunst of ontzag. Een freelancer, dat was iemand die met de nieuwste Macbook en een frappuchino óveral kon gaan zitten werken – wanneer hij maar wilde, en naast wie hij maar bliefte. Bij mooi weer neemt hij vrij. Komt er een nieuwere Macbook op de markt, dan werkt hij even een paar dagen extra.
En toen kwam die crisis. Zeg je tegenwoordig dat je werkt op freelancebasis, dan vinden mensen het vooral erg voor je dat je geen baan hebt. Freelancen in dure koffietentjes kan niet meer uit; anno 2014 is het werken aan je Ikeabureau, met de kat op schoot en de kachel uit.
Onzekere en skeere tijden. Niks pensioenopbouw of vast contract. Geen opgeruimd kantoor met gezellige collega’s, die koffie zet je maar zelf. Maar toch: zelfs met al die armoe en eenzaamheid is flexibel thuiswerken ongekend awesome.
Geen dag is hetzelfde. Ik heb werkdagen van 18 uur gekend, maar in rustige tijden breng ik moeiteloos hetzelfde aantal uren in bed door. Met een andere freelancer bijvoorbeeld.
Om ervan rond te kunnen komen zijn echter twee zaken onontbeerlijk: een werkplek waar je daadwerkelijk aan werken toekomt, en het vermogen een agenda bij te houden. Je eigen tijd kunnen indelen is een extreme luxe, maar evenzo een valkuil. Mijn valkuil is meer een zitkuil; eentje met pompende house, een professionele laser en een bups vrienden.
In die arbeidsomstandigheden was ik twee tot drie keer langer bezig; omgerekend verdiende ik op mijn vijftiende als schoonmaakster meer. Niet echt de meest efficiënte werkplek dus, maar wel verreweg de leukste.
Mijn postbode vatte het treffend samen tegenover een collega: ‘Dit is dat huis waar het altijd feest is.’
Laura Louwes studeert English language and culture
Foto Reyer Boxem