Wie is Jan Haasbroek?
Haasbroek werkt al zijn hele leven in de journalistiek. Vanaf begin jaren zestig werkt bij verschillende landelijke dagbladen en later voor De Groene Amsterdammer, HP/De Tijd en VPRO-radio. Ook was hij directeur van de VPRO, TV Rijnmond, Humanistische Omroep en AT5. Daarnaast maakte hij cd’s en schreef boeken over media. |
‘We moeten nog maar niet aan de alcohol, hè?’ vraagt Haasbroek (69) als we op het terras van café Soestdijk zitten.
Terwijl hij een tomatensap bestelt, bladert hij door een tas vol documenten van veertien jaar aan de RUG. Van de eerste uitnodiging om te komen brainstormen over een nieuwe opleiding, tot oude smoelenboeken en klachtenbrieven. Waarom hij dat allemaal bewaard heeft? ‘Ik heb het altijd heel leuk gevonden en misschien wil ik ooit een keer een essay schrijven over mijn tijd in Groningen. Nu het een beetje het einde begint te naderen, pak je alles weer eens bij elkaar’, zegt de journalist terwijl hij een scheut Tabasco in zijn tomatensap doet.
Het was 1998 toen Harry Lockefeer, destijds hoofdredacteur van de Volkskrant, naar Hilversum kwam en Haasbroek vroeg of hij mee wilde helpen bij het opzetten van een televisieopleiding in Groningen. Er waren al verschillende universitaire dagbladopleidingen, maar Lockefeer wilde als eerste televisie gaan doen.
‘Ik was destijds directeur van de Human’, vertelt Haasbroek. ‘Ik zag het plan natuurlijk wel zitten. Het was een win-win situatie. Ik hielp bij het samenstellen van het curriculum, waar ik geen geld voor kreeg want ik was al in dienst, maar ik keek wel voor de Human wat talentvolle journalisten waren.’
Manier van lesgeven
In 1999 begon Haasbroek met lesgeven. Zijn filosofie is dat je als journalist alles moet kunnen vragen en daartoe meer gerechtigd bent, als je ook zelf alles durft te vertellen. ‘Het is een soort ethische kwestie’, zegt Haasbroek. ‘Je leert pas onbescheiden vragen stellen en mensen de kont van het lijf te vragen als je zelf ook echt open bent. Je moet zelf persoonlijk durven zijn om andere mensen persoonlijk te kunnen ondervragen.’
Om dit te leren, moeten alle nieuwe studenten aan het begin van het schooljaar drie onderwerpen opschrijven waar ze liever niet over praten. Vervolgens interviewen de studenten elkaar over één van die onderwerpen. ‘Je moet zorgen dat er een soort veilige sfeer is waarin mensen het een sport vinden om echt veel en open over zichzelf te praten. Ook over dingen die gênant, eng of griezelig zijn’, aldus Haasbroek.
Openheid
Om die sfeer te creëren gaat de voormalig omroepdirecteur zelf ook geregeld met de billen bloot. Geen onderwerp blijft onbesproken. ‘Ik weet niet waar die openheid en die directheid vandaan komt. Ik denk dat ik dat altijd al gehad heb. Ik heb altijd gevonden dat je over alles open moet kunnen praten. Daarbij heb ik natuurlijk altijd bij de VPRO gewerkt waarbij de opdracht was om de grens van de vrijheid van meningsuiting op te zoeken. Dat stond in het statuut.
Mijn hele leven is mijn doel geweest om te kijken hoe ver ik kan gaan. Mijn motto is, dat alleen dode vissen met de stroom meezwemmen. Ik vind dat het je plicht is om voor deining te zorgen. Dat is een beetje constant in mijn leven, dat heb ik altijd leuk gevonden. ‘
Een voorbeeld van één van de onderwerpen die ter sprake komt, is verslaving. Haasbroek denkt dat het leven een ketting is van verslaving. De ene verslaving stopt met de andere. ‘Zo was ik rond mijn 37ste een jaar lang seksverslaafd. Ik zei tegen mezelf “je bent echt een sukkel als je niet elke avond een andere vrouw helemaal gek maakt”. Iedere avond hing ik in het café om vrouwen op te pikken.
Ook is iemand die al zijn hele leven per week zo’n tachtig alcoholische versnaperingen naar binnen werkt, volgens de medische wereld vast ook alcoholverslaafd. Creativiteit is hierin voor mij een belangrijk criterium. Zolang het niet ten koste gaat van mijn creativiteit, vind ik het prima.’
Klacht
Die openheid heeft Haasbroek wel eens in de problemen gebracht. Ook aan de RUG. Zo zou hij in de kroeg een keer tegen een studente hebben gezegd dat haar borsten hem deden denken aan de borsten van zijn eerste vrouw. Vijf maanden later diende de studente een klacht tegen hem in.
Haasbroek: ‘Ik kan het me niet herinneren, ik zeg zoveel. Ik weet ook niet meer wat ik gister heb gezegd. Ik kan me best voorstellen dat ik dat gezegd heb hoor, maar de hele gang was zaken was natuurlijk knettergek. Als ik het direct de volgende dag gehoord, dan had ik nog kunnen zeggen “dat spijt me verschrikkelijk, ik was heerlijk dronken. Sorry.” Maar dat gebeurde niet.’
Naïef
Achteraf gezien neemt Haasbroek het zichzelf kwalijk dat hij naïef is geweest. ‘Dat gedrag van ga lekker met me mee drinken, dat kon heel makkelijk met zeven postdoctorale studenten. Die kende ik. Met die postdoctorale ging ik ’s nachts ook fietsen stelen, hadden we hele quizzen met wie je het liefste naar bed zou gaan, met wie je wilde trouwen dat soort dingen. Altijd aan het dollen, lijstjes maken en weet ik veel. Maar dat waren A) kleine groepen en B) waren ze oud. Een jaar of 28 of zo.
Ik ben naïef geweest door te denken dat ik dit ook kon doen met een groep van veertig studenten die ik niet zo goed kende. Dat brengt een risico met zich mee, je weet nooit of er hele gelovige mensen bij zitten of zo. Daar heb ik mijn gedrag later wel op aangepast.’
Op de vraag of hij het jammer vindt dat dit zijn laatste jaar is, antwoordt Haasbroek ‘Ja en nee. Ik vind het wel jammer, maar snap natuurlijk ook dat het een keer afgelopen moet zijn. Ik vind altijd wel weer iets anders. Ik richt altijd clubs op als ik me verveel. Zo heb ik heb een leesclub en een fietsclub opgericht, met alleen maar vrouwen. Verder zit ik op de schrijversvakschool en dicht ik graag. Ik vermaak me dus wel hoor.’