Zodra Gisèle ‘Bonjour’ roept met haar geoefende tong is er geen weg meer terug. Vanaf nu is Nederlands verboden. Twee uur lang. Beter houtje-touwtje-Frans dan je ne sais pas en teruggrijpen op dat verfoeide néerlandais. Zelfs het lesboek is nederlandsloos. En zie dan de uitleg maar eens te begrijpen.
Ik heb taalles dus. Iedere maandagavond een rendez-vous met Gisèle en mijn nieuwe camarades de classe in de Harmonie. Een gezellig gezelschap dat mijn naam bovendien kan uitspreken zonder verbasteringen tot Ellen of Aliën (in dat geval steek ik altijd m’n vinger omhoog terwijl ik ‘E.T. Home Phone’ hakkel).
Met z’n tienen proberen we ons Frans naar beginnersniveau te brengen, niveau A2. In mijn geval, terug te brengen, want het middelbare-school-Frans est perdu. Bovendien kan ik het alleen enigszins lezen en luisteren (het vak Frans 1). Oftewel, ik versta de vraag, maar weet niet hoe te antwoorden. Frans spreken en schrijven (Frans 2) was onverenigbaar met mijn bètavakkenpakket. Met dank aan de Nederlandse overheid die een taal tot vijf jaar terug als grabbelton van losse elementen beschouwde.
Vanaf januari ga ik voor mijn afstudeerstage naar Parijs. Ik wil dan un petit peu meer kunnen zeggen dan ‘Un croissant, s’il vous plaît’ en ‘Voulez-vous coucher avec moi’. En dus word ik weer doodgegooid met de ontkennende vorm, het infinitief en die goeie ouwe passé composé (avoir of être + vervelend veel uitzonderingen).
Ik maak weer huiswerk, leer rijtjes en luister naar zo’n overenthousiaste cd-rom (zodra ik de eerste zin heb ontcijferd is het gesprek al voorbij). Nog elf lessen te gaan. Maar of ik in januari van m’n steenkolenfrans af ben?
Je ne sais pas.
Alain Dekker is vijfdejaars student klinisch moleculaire neurowetenschappen (BCN).
Foto Reyer Boxem