Om zicht te houden op hun zielenleven, vraag ik mijn kinderen zo nu en dan wat ze later willen worden. Steevast komen ze met ‘beroepen’ als voetbalinternational, popster en multimiljonair. Onmogelijk te realiseren wensen, lijkt me, maar vooruit.
Zelf wilde ik als kind boer worden; het leek me lange tijd heel haalbaar. Hoewel opgegroeid in de stad, was ik, als het maar even kon, in de weekenden en schoolvakanties op de boerderij te vinden. Dat kon gemakkelijk, want in mijn familie was een ruime selectie aan agrariërs voor handen. Het vaakst was ik op de boerderij van mijn grootvader, een functie die in mijn contreien pake heette, dus zo noem ik hem hier voor het gemak ook maar.
Op die boerderij kon je als kind natuurlijk voortreffelijk spelen. Op het erf, in de grote schuur en ’s winters in het hooi. Maar liever nog dan spelen, hielp ik mee op de boerderij. Met pake de koeien uit het land halen, voormelken, zware emmers melk naar de melkbussen sjouwen, het hooi van het land halen. Ik vond het allemaal prachtig.
Nu kan een boer niets beginnen zonder boerderij en land en aangezien wij thuis nog geen tuintje hadden, zouden mijn plannen hier gemakkelijk spaak kunnen lopen. Toch voorzag ik geen problemen. Ik werkte zo ijverig mee met pake dat het me niet meer dan redelijk leek dat ik de boerderij zou erven.
Vergelijk het maar met Jacob, die volgens het Bijbelboek Genesis zeven jaar moest werken om Rachel, de dochter van boer Laban, te kunnen trouwen. Nu was Laban echter een uitgekookte, want hij splitste Jacob na zeven jaar zijn oudste dochter Lea in de maag. ‘Lea’s ogen waren flets’, lezen we in Genesis 29, Rachel daarentegen ‘was schoon van gestalte en schoon van uiterlijk’. Type Doutzen Kroes, stel ik me zo voor. Maar Lea is gesluierd en Jakob komt er pas de volgende ochtend achter dat hij met haar heeft geslapen.
Dit is natuurlijk je reinste Boer zoekt Vrouw.
Ik vind het ook typisch iets voor een boer. Niet eerst kijken wat voor vlees je in de kuip hebt (die sluier kan ook af hoor), niet even kennismaken, een praatje maken. Nee hoor, zwijgend boven een bord stamppotboerenkool hangen en daarna hup meteen het bed in duiken en dan de volgende ochtend wakker worden: verhip het verkeerde mokkeltje. Dat wordt nog eens zeven jaar ploeteren voor Rachel.
Eigen schuld Jacob!
Zo rond mijn twaalfde jaar begon ik me te voelen zoals Jacob zich gevoeld moet hebben. De boerderij was al lang niet meer van pake, maar van zijn zoons, mijn ooms. Die hadden op hun beurt weer zoons en die wilden ook boer worden. Mijn kansen op erfopvolging stonden er slechter voor dan de kansen van de jongste van Pieter en Margriet op de troon. Het zag er naar uit dan ik bijna tweemaal zeven jaar voor niets geploeterd had.
Niks had ik. Geen boerderij, geen land, geen vrouw. En dan ben je al dertien.
Ik moest er deze week aan denken naar aanleiding van de pas verschenen studie van cultureel antropologe Lizzy van Leeuwen, met de titel De Hanebalken. Daarin schrijft ze over zelfmoord onder boeren. Agrosuicide, noemt ze het sjiek.
Het boek schetst een weinig rooskleurig beeld van het boerenleven: hoge schulden, hard werken en eenzaamheid. En bij gezondheidsklachten lopen ze de deur niet plat bij arts of psychotherapeut. Boeren praten nu eenmaal niet gemakkelijk over zichzelf en al helemaal niet over hun problemen.
Als je het zo bekijkt, ben ik er nog goed vanaf gekomen. Ik woon op een verbouwd boerderijtje, heb een stukje land, een paar paarden, kinderen en een vrouw. Misschien geen Doutzen, maar ik kan er best mee voor de dag komen. En problemen? Ach, ik heb er wel een paar, maar zelfmoord overweeg ik niet.
Agrosuicide.
Daar zit natuurlijk wel een prachtig TV-programma in. BOER ZOEKT TOUW: Tien boeren, tien eindjes touw en een hooiberg. Yvon Jaspers kan ieder moment het touw in de hooiberg verstoppen, maar om de kijkers uit te leggen wat precies de bedoeling is, doet ze het één keer voor. En dan gaat het helemaal mis…
Tja, ook als volwassene heb je soms nog onmogelijke wensen.
Gerrit Breeuwsma is docent psychologie
Foto Reyer Boxem