Afleiden, steunen, hulp vragen
Ingrijpen doe je zo
Toen communicatiestudent Lydia nog aan de Peperstraat woonde, zag ze regelmatig nare voorvallen. ‘Ik herinner me één keer heel specifiek. Er was een stelletje, een jongen en een meisje, dat ruzie maakte onder mijn raam. Hij sloeg haar heel hard, zij sloeg hem... Hij gooide haar op de grond en schopte in haar buik.’
Niemand in de drukke straat greep in, zelfs niet de vier vrienden die eromheen stonden. Plots had Lydia een idee: ‘Ik gooide water naar beneden en begon dingen naar ze te roepen. Ik moest hun aandacht ergens anders op richten’, blikt ze terug.
Na een poosje hield de man op met schoppen. ‘Maar hij stopte niet vanwege mij.’ En voordat Lydia iets anders kon doen, was de groep vertrokken.
Niets doen
De meeste studenten zijn weleens getuige van scheldpartijen, geweld of dreigende situaties. Met name in het uitgaansleven, maar het kan ook gaan om een collega die gepest wordt of een studiegenoot die naar een docent schreeuwt. Wat doe je in zo’n geval?
Als ik voel dat ik in gevaar ben, blijf ik er liever buiten
Vaak weten mensen zich geen houding te geven. Zo vertelt psychologiestudent Jonathan Poncet hoe hij recent midden op de Vismarkt zag hoe een man een vrouw bedreigde: ‘Ik dacht erover om in te grijpen, maar die man was veel sterker dan ik. Ik maakte geen schijn van kans. Gelukkig kwam de politie er toen aan.’
Studiegenoot Tessa durfde ook niets te doen toen ze onlangs zag hoe een vrouw ‘Laat me met rust!’ riep tegen een man die haar achtervolgde. ‘Ik dacht wel: waarom doe ik nu niets? Maar ik voelde me niet veilig genoeg.’
‘Als ik voel dat ik in gevaar ben, blijf ik er liever buiten’, beaamt ook Pleun van der Vorst, student internationale betrekkingen.
Angst
Het is niet vreemd dat mensen moeite hebben met ingrijpen, zelfs als ze zien dat iemand hulp nodig heeft, volgens Marloes Siccama. Tijdens active bystander-trainingen voor onder andere de RUG leert ze deelnemers hoe ze kunnen handelen als omstander van bijvoorbeeld intimidatie in openbare ruimtes, pesterijen in de collegezaal of op de werkvloer, of een fysiek conflict op straat.
‘Soms moet je ook aan je eigen veiligheid denken’, zegt ze. ‘Vaak grijpen mensen niet in vanwege angst, in de breedste zin van het woord: als het om pestgedrag gaat, zijn mensen vaak bang om de volgende te zijn.’
Er kan ook sprake zijn van normalisering, zoals bij uit de hand gelopen ontgroeningen het geval is, of mensen zijn bang als ‘bemoeial’ bestempeld te worden. ‘Dan denken ze: het is mijn zaak niet’, zegt Siccama.
Maar een active bystander zijn hoeft niet ingewikkeld te zijn, benadrukt ze. ‘Soms hoef je helemaal niet veel te doen, dan hoef je er alleen bij te zijn om een situatie te deëscaleren’, weet ze.
Delegeren
Toch kan dit lastig zijn op het moment zelf. ‘Soms voelen we ons verlamd; we willen wel iets doen, maar weten niet hoe’, legt ze uit. ‘Maar niks doen is geen optie en hoe eerder je iets doet, hoe beter.’
Soms hoef je er alleen bij te zijn om een situatie te deëscaleren
Lydia pakte het in elk geval helemaal goed aan door met water te gooien en te schreeuwen, want afleiding is volgens Siccama een goede manier om een vervelende situatie te doorbreken. ‘Je kunt bijvoorbeeld doen alsof je iemand kent en zeggen: “Hé, lang niet gezien!” Of je vraagt: “Hé, is alles oké?”’
Een andere manier om iets te doen zonder dat je direct hoeft in te grijpen, is delegeren. ‘Stel, je bent bijvoorbeeld in een club en er gebeurt iets ernstigs. Dan kun je je bedenken: ken ik deze mensen? Ken ik misschien hun vrienden, en kan ik hen vragen om in te grijpen?’
Goede kans dat hun vrienden meer mogelijkheden hebben om de situatie te beëindigen dan jij, zegt Siccama. Ook de politie bellen of barpersoneel aanspreken zijn vormen van delegeren.
Uitgestelde hulp
Maar wat als er niemand anders aanwezig is en je ook niet goed durft in te breken in een ruzie? Student Cara – niet haar echte naam – liep tegen dit probleem aan tijdens haar werk in een kledingwinkel. Er kwam die dag inspectie langs en die vrouw begon hard te schreeuwen tegen haar manager. ‘Ze ging duidelijk te ver en ik wilde wel ingrijpen, maar ik wist niet wat ik dan moest doen. Dit is mijn werk en ze stonden allebei boven mij.’
We vergeten vaak dat je ook iemand anders om hulp kunt vragen
In zo’n geval, zegt Siccama, kun je naderhand je steun betuigen. Dat is uitgestelde hulp. ‘Datzelfde “Hé, is alles oké?” kan ook als nazorg fungeren en het slachtoffer het gevoel geven dat hij of zij niet alleen is. We vatten dat samen in de vier D’s’, zegt Siccama: ‘Direct action, distract, delegate en delay.’
Daarnaast is samenwerking altíjd belangrijk. ‘We vergeten vaak dat je ook iemand anders om hulp kunt vragen, of dat nu op straat of ergens anders is’, zegt ze. ‘De active bystander heeft óók een active bystander nodig.’
Impact
En dan? Wat gebeurt er als je ingrijpt? Siccama waarschuwt dat mensen vaak geïrriteerd of defensief reageren. ‘Ze voelen zich snel persoonlijk aangevallen. Dan kun je bijvoorbeeld zeggen: “Je hoeft het niet met me eens te zijn, maar ik dacht, ik zeg het even. Misschien kun je er later eens over nadenken.” Uiteindelijk gaat het niet om de intentie, maar om de impact van gedrag.’
Voor Lydia voelde het uiteindelijk goed dat ze wél iets heeft gedaan. ‘Als ik zie dat andere mensen niks doen, voel ik me verplicht om in te grijpen. Ik zou ook willen dat iemand dat voor mij zou doen.’
Zelf een active bystander-training volgen? De RUG biedt trainingen aan in het Engels en in het Nederlands.
Het omstandereffect
Het is zo lang als waarheid verkondigd dat bijna iedereen het gelooft: hoe groter de groep omstanders bij een noodsituatie of misdrijf, hoe kleiner de kans dat een van hen ingrijpt. Maar in werkelijkheid, toonde een uitgebreid onderzoek op basis van surveillancebeelden uit Nederland, Groot-Brittannië en Zuid-Afrika in 2019 aan, is het precies andersom.
In 90 procent van de gevallen greep er wel degelijk iemand in, en hoe meer omstanders, des te groter juist de kans dat in elk geval één persoon actie ondernam, vertelt Virginia Pallante van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving. Zij nam het Nederlandse deel van het onderzoek voor haar rekening.
Labsituaties
De theorie van het omstandereffect stamt uit de jaren zestig en is gebaseerd op een New Yorks voorval waarbij een vrouw, Kitty Genovese, werd neergestoken met veel omstanders erbij zonder dat iemand iets deed. Maar de feiten in die zaak blijken later niet te kloppen – zo was de politie wel degelijk gebeld – en vervolgonderzoek dat de theorie ondersteunde was volledig gebaseerd op laboratoriumsituaties. ‘Terwijl wij gekeken hebben naar wat er werkelijk gebeurt op straat’, zegt Pallante.
De onderzoekers proberen nu vast te stellen welke factoren mensen een zetje geven om in te grijpen. Mogelijk zorgt de aanwezigheid van andere getuigen ervoor dat mensen makkelijker durven in te grijpen. ‘Het zit in de menselijke aard om iets te doen aan zo'n situatie, ook al weten mensen niet precies wat of hoe.’
Collectieve actie
Een andere opmerkelijke uitkomst: hoe agressiever de aanvaller en hoe meer pijn het slachtoffer lijdt, des te sneller mensen ingrijpen. ‘Het risico dat een omstander zelf gewond raakt is ook kleiner dan gedacht, blijkt uit een andere studie. En het wordt kleiner naarmate er meer mensen ingrijpen.’
Zo’n collectieve actie is heel effectief, stelt Pallante. ‘Wat we op de camerabeelden zien is dat er iemand ingrijpt, en dat dan daarna veel anderen mensen ook iets doen. Dus door zo gezamenlijk op te trekken is deze situatie echt goed aangepakt.'