• Afasie te lijf

    Als woorden tekortschieten

    Wie tegenwoordig hersenchirurgie ondergaat, wordt tijdens de operatie wakker gemaakt om testjes te doen met een taalkundige. Anders zou de chirurg zomaar je werkwoorden weg kunnen snijden.
    in het kort

    Wakkere hersenoperaties zijn tegenwoordig heel gewoon. Terwijl de chirurg aan het werk is, moet de patiënt taaltestjes uitvoeren. Die dienen om uit te zoeken welke delen van je hersenen nodig zijn om taal te produceren.

    Het onderzoek van RUG-taalkundige Roelien Bastiaanse zorgde ervoor dat niet alleen de ‘gewone woorden’, maar ook werkwoorden en grammatica na een hersenoperatie intact blijven.

    Ze ontwikkelde tests voor ‘wakkere’ operaties. Ook onderzocht ze hoe iemand die toch afasie heeft voor werkwoorden en zinnen, het beste kan communiceren.

    Elke taal heeft een basisvolgorde, stelt Bastiaanse. Wijk je daarvan af, dan komt een afasiepatiënt in de problemen.

    In het Nederlands moet het werkwoord achteraan in de zin. ‘Ik zie dat Jan een bal gooit’, is daardoor makkelijker dan ‘Jan gooit een bal.’

    Bastiaanse onderzoekt ook de basisvolgorde in andere talen. In het Ghanese Akan blijkt bijvoorbeeld de toonhoogte die de verleden tijd aangeeft extra moeilijk te zijn.

    volledige versie

    Leestijd: 10 minuten (1779 woorden)

    Lekker is dat. Terwijl de hersenchirurg zich opmaakt om een tumor uit je brein te verwijderen, komt er een taalkundige naast je zitten. Je schedel ligt open, zodat de chirurg zijn werk kan doen, maar jij bent bij kennis. En terwijl een elektrode stroomstootjes geeft op bepaalde delen van de hersenen, laat de taalkundige je plaatjes zien: een hond, een huis, een helikopter.

    Het doet geen pijn – immers, de hersenen hebben geen zenuwen die pijnsignalen kunnen doorgeven. Maar je merkt wel dat het ineens niet meer lukt om het woord ‘helikopter’ te produceren. Of je weet niet meer welke dag na ‘maandag’ komt.

    De testjes dienen om uit te zoeken welke delen van je grijze massa nodig zijn om taal te produceren. Als een stroomstootje dat verstoort, weet de chirurg: daar moet ik níet snijden, want anders eindigt mijn patiënt met afasie – de aandoening waardoor het vermogen om taal uit het brein op te diepen is aangetast.

    Alleen is het wel jammer als je tijdens de operatie de dagen van de week vlekkeloos kunt opzeggen en helikopters van boten kunt onderscheiden, maar na de operatie alsnog je werkwoorden bent kwijtgeraakt. Weggesneden.

    Meer dan een plaatje

    Nog maar enkele jaren geleden kon dat gebeuren. En dat dat nu niet meer zo is, is voor een groot deel te danken aan Roelien Bastiaanse en haar onderzoek naar de manier waarop het menselijk brein taal verwerkt.

    Taal fascineert haar al haar hele leven. Niet voor niets werkte ze na haar studie eerst een tijdlang met afasiepatiënten – bij wie de juiste woorden of zinnen vaak zo moeilijk bereikbaar zijn. ‘In die tijd dacht men dat je temporale slaapkwab de woorden herbergde en de frontaalkwab de zinnen, en dat als je daar een hersenbeschadiging kreeg, je afasie had. Maar er is veel meer aan de hand. Het gaat ook om de verbindingen tussen de landingsplaatsen waarlangs de signalen worden verstuurd.’ Gelaten: ‘Veertig jaar geleden wisten we alles, nu bijna niets meer.’

    Denk aan zoiets simpels als ‘appel’. Het woord is een beeld, een samenstelling van klanken, maar er zijn ook associaties met geur, smaak, het gevoel in je hand. Taal is meer dan een plaatje, bedoelt Bastiaanse.

    En met werkwoorden – haar eigen specialiteit – is nog veel meer aan de hand. Het woord ‘fietsen’ is niet alleen een mannetje op de pedalen. ‘Je moet weten hoe je het woord moet gebruiken, waar het thuishoort in de zin en in welke tijd de gebeurtenis plaatsvindt.’

    Basisvolgorde

    Bastiaanse onderzoekt hoe het brein al die verschillende elementen verwerkt. Dat doet ze samen met haar collega’s, promovendi en studenten van de internationale researchmaster clinical linguistics. ‘En niet alleen voor het Nederlands. We hebben hier een internationale master waaraan drie universiteiten deelnemen – Potsdam, het Finse Joensuu en Groningen. Zo kunnen we de meest waanzinnige talen onderzoeken. We hebben nu net een student die Arabisch spreekt en dat is fantastisch. Ik weet helemaal niets van Arabisch!’

    Swahili

    Een zeer ingewikkelde taal, zegt Tom Abuom, die vijf jaar met Bastiaanse werkte. Vooral als het gaat om werkwoorden. ‘Een enkel werkwoord, zoals nimekupenda, vertaal je als een complete zin in het Engels: I have loved you’.

    Voor zijn onderzoek, waarin hij het eenvoudige Engels en complexe Swahili vergeleek, verwachtte Abuom dat het Engels eenvoudiger zou zijn voor afasiepatiënten. Dat bleek echter niet het geval. ‘Engels zorgde toch voor wat meer problemen.’ De oorzaak? Engels is eenvoudig, maar kent vele sterke werkwoorden, terwijl het Swahili complexe, maar extreem regelmatige werkwoorden heeft.

    Het moeilijkst voor de Swahilisprekende afasiepatiënt zijn passieve zinnen die dus niet in de basisvolgorde staan. ‘Of werkwoorden die zinnen vormen over gebeurtenissen in het verleden.’

    Het zijn de ideale omstandigheden voor Bastiaanse om de belangrijkste hypothese uit haar carrière te toetsen en verder uit te bouwen: dat elke taal een basisvolgorde heeft. ‘Als je daarvan afwijkt, dan is dat moeilijker voor het brein. Een afasiepatiënt komt dan in de problemen. Dat geldt net zo goed voor Swahili, Russisch of Indonesisch.’

    Het is daarom zaak om bij elke taal uit te zoeken wat die basisstructuur nu eigenlijk is. Dan pas kun je een taaltest ontwikkelen die afasie door hersenoperaties moet helpen voorkomen, of – als de schade al is aangericht door een hersenbloeding of gewoon niet kan worden voorkomen – waarmee je mensen kunt helpen zo goed mogelijk te communiceren.

    De goede kant op

    Jarenlang trainden logopedisten mensen met ‘agrammatisme’, de vorm van afasie die vooral de grammatica aantast, om vooral in korte zinnetjes te spreken. Bijvoorbeeld ‘Jan gooit een bal’. ‘Men dacht dat dat gemakkelijker was’, zegt Bastiaanse.

    Zij liet echter zien dat die gedachte niet juist was. ‘Voor het Nederlands is de basisvolgorde: onderwerp, lijdend voorwerp, werkwoord’, zegt Bastiaanse. En dat betekent dat de volgorde van de bijzin [Ik zie dat] Jan een bal gooit voor een afasiepatiënt veel eenvoudiger is dan Jan gooit een bal. Het werkwoord moet achteraan.’

    Bastiaanse ontwierp daarom trainingen die patiënten – en logopedisten – wel de goede kant opstuurde. Oefeningen die steeds hetzelfde doel hebben: zorg ervoor dat je de basisvolgorde van de taal in stand houdt. Een training waarvoor op dit moment een app wordt ontwikkeld, zodat je hem ook gemakkelijk thuis op de iPad kunt doen.

    Mateloos moeilijk

    Tegelijk werkt ze met haar promovendi en de studenten van de internationale master aan het ontwerpen van diagnostische tests voor andere talen dan het Nederlands. Elke taal heeft namelijk zijn eigenaardigheden. Het Engels lijkt bijvoorbeeld vrij simpel met zijn vaste volgorde: onderwerp, persoonsvorm, lijdend voorwerp. Maar als je daarvan afwijkt, wordt het meteen moeilijk voor afasiepatiënten, weet Bastiaanse. John throws the ball gaat vaak soepel, maar Does John throw the ball? kan mateloos moeilijk zijn.

    Turks

    Een van de meest belangwekkende karakteristieken van het Turks is dat je in de grammatica kunt uitdrukken of iemand de gebeurtenissen heeft meegemaakt of er alleen maar over heeft gehoord, vertelt Seçkin Arslan. Samen met Bastiaanse onderzocht hij hoe gevoelig tweetalige sprekers hiervoor zijn. ‘Dus voor de Engelse zin John came home zijn er twee vertalingen: eentje waarin de spreker zag dat John thuiskwam en eentje waarin hem daar alleen over is verteld. Dat maakt het bijzonder lastig om in het Turks te liegen…’

    Ook bijzonder aan het Turks: je kunt van alles uitdrukken door een toevoeging aan het einde van het werkwoord te plakken. ‘Een Engelse spreker moet de woorden in een andere volgorde zetten om een passieve zin te maken. In het Turks doet het suffix alles.’

    En in het Turks? Alles kan overal staan, want de uitgangen en naamvallen geven wel aan wie wat doet. ‘Sommige talen hebben eindeloze vervoegingen en andere, zoals het Indonesisch, doen het helemaal zonder’, zegt ze.

    De beste manier om taalvermogen tijdens een wakkere operatie te testen, is het bedenken van ‘moeilijke’ woorden. In het Nederlands is ‘helikopter’ moeilijker dan ‘bal’. Maar hoe zit dat bijvoorbeeld in het Chinees?

    ‘In het Mandarijn is elke lettergreep een woord. Het is niet zoals het Nederlands, waarbij sommige lettergrepen niets betekenen.’ Dat maakt de mogelijkheden vrij beperkt en dus vullen de Chinezen dat aan met vier tonen: omhoog, omlaag, vlak en met een ‘dipje’.

    Moeder is paard

    Bastiaanse lacht: ‘We waren eens op reis in China en onze chauffeur heette ‘paard’. Pas aan het einde van de trip ontdekten we dat we de toon verkeerd hadden en hem continu ‘moeder’ hadden genoemd. Erg gênant.’

    Maar de vraag is: hoe maak je een moeilijk woord in het Chinees? Of in de Ghanese klanktaal Akan? Daar blijken tonen de moeilijkheidsgraad te verhogen. Waar in het Nederlands ‘werkte‘ moeilijker is dan ‘werkt’, blijkt in het Akan de toon waarmee de verleden tijd van een werkwoord wordt aangegeven het brein meer moeite te kosten.

    En dan Swahili. ‘De werkwoorden in die taal zijn een halve meter lang en alles zit erin’, zegt Bastiaanse. ‘Negatie, tijd, het persoonlijk voornaamwoord. Het kan dus op heel veel manieren misgaan, zou je denken, maar dat blijkt niet het geval. De werkwoorden zijn weliswaar complex, maar ook heel regelmatig. Voor afasiepatiënten veel gemakkelijker dan het Engels, waarin je veel sterke werkwoorden hebt.’

    Indonesisch

    Indonesisch is een heel speciale taal, zegt Bernard Jap. ‘Het wordt een zero-marking language genoemd: het heeft geen grammaticale constructies, zoals onderwerp-werkwoordafstemming of een aanduiding voor sekse.’

    Jap werkte in Groningen onder andere aan het begrip en de productie van zinnen bij Indonesische afasiepatiënten. ‘Vooral de object-cleft construction – ‘Het is de bal die we zoeken’ tegenover ‘We zoeken de bal’ – blijkt moeilijk te begrijpen voor mensen met grammaticale afasie.’

    Opmerkelijk is dat Indonesische afasiepatiënten wel regelmatig de passieve vorm gebruiken, ook al kost die hen moeite. Dat komt waarschijnlijk, ontdekte Jap, doordat de passieve vorm veel vaker dan normaal gebruikt wordt in het Indonesisch: er wordt respect mee uitgedrukt – zoals we in het Nederlands ‘u’ gebruiken. Of de frequentie maakt dat Indonesische afasiepatiënten toch ‘bij’ de constructie kunnen, of dat het een pragmatische oplossing van het brein is, is nog niet duidelijk.

    Aan Bastiaanse en de haren de schone taak om voor al die verschillende talen met al die eigenaardigheden precies die uitgebalanceerde test te ontwikkelen die ervoor zorgt dat een patiënt met behoud van zijn werkwoorden de hersenoperatie doorstaat.

    Praktische problemen

    Niet eenvoudig, want nadat je de wetenschappelijke inzichten hebt verkregen, zijn er nog vele puur praktische problemen te overwinnen. ‘Zo’n woord moet goed te verbeelden zijn, zodat alle mensen die het plaatje zien hetzelfde woord produceren.’

    Immers, waar de één een mannetje ziet lopen, ziet de ander hem rennen. Ofwel: het is niet zo simpel als het lijkt.

    Ook moeten de gekozen woorden goed zijn uitgebalanceerd. Hoe vaak ze voorkomen is van belang, maar ook hoe vroeg in je leven je ze hebt geleerd. Er moeten overgankelijke en niet-overgankelijke werkwoorden in zitten, instrumentele werkwoorden, ga zo maar door.

    Uiteindelijk zijn er van de zeshonderd kandidaten misschien 88 die je goedkeurt, zegt Bastiaanse. Je laat de plaatjes tekenen en dan is er eindelijk het moment dat de test werkelijk wordt gebruikt. Terwijl de hersenchirurg zich opmaakt om een tumor uit het brein te verwijderen, ga je naast de patiënt zitten van wie net het schedeldak is gelicht. ‘En dan houd je hem een plaatje voor van een kale kop waarop een vogel zit te… pikken’, zegt Bastiaanse.

    Ze haalt haar schouders op. ‘Die wil ik er wel uit hebben. Niet dat iemand er nog over geklaagd heeft, maar toch… het geeft toch wel een onprettige associatie.’

    Meer weten over afasietests en wakkere hersenchirurgie? Dit najaar start de universiteit met een MOOC over het onderwerp ‘Language testing and awake brain surgery’.