Universiteit
Foto’s Zuzana Ľudviková

175 ruimtes, 1000 ritten

Hoe verhuis je een gebouw?

Foto’s Zuzana Ľudviková
Na ruim tien jaar voorbereiding gaat het in maart eindelijk gebeuren: dan verhuizen de onderzoekslabs van Nijenborgh 4 naar de Feringa Building. In drie maanden tijd moet zo’n negenduizend vierkante meter aan gebouw worden verplaatst. Hoe doe je dat?
Door Rob van der Wal en Tim van de Vendel
Foto’s Zuzana Ľudviková
27 februari om 15:30 uur.
Laatst gewijzigd op 6 maart 2024
om 11:36 uur.
februari 27 at 15:30 PM.
Last modified on maart 6, 2024
at 11:36 AM.

Een enorme poster op A0-formaat siert het kantoor van Andrys Weitenberg, huisvestingsmanager van de Faculty of Science and Engineering. Ruim tachtig verschillende taken staan er op, het complete tijdschema voor de verhuizing van Nijenborgh 4 – het markante, maar verouderde natuur- en scheikundegebouw – naar de Feringa Building, een paar honderd meter verderop.

Daarnaast heeft Weitenberg nog boekenkasten vol met ontwerpen en plannen die aan het schema vooraf gingen. Met zeven collega’s coördineert hij de hele verhuisoperatie, die in de eerste week van maart begint en duurt tot begin juni.

Weitenberg is wel wat gewend. Een van de grotere projecten die hij eerder coördineerde, was de verbouwing van de negende verdieping van de Linnaeusborg, het gebouw voor levenswetenschappen. Daar moesten nieuwe laboratoria met betere afzuiging komen, terwijl de rest van het gebouw open bleef. Het was een klus van maar liefst zeven miljoen euro.

Deze operatie is nog een flink maatje groter. In de periode van ruim drie maanden is een team van gemiddeld twintig verhuizers aan het werk, die tot duizend vrachtwagenritten gaan maken om 175 ruimtes leeg te ruimen. Er moeten onder andere gigantische microscopen, lasertafels en grote hoeveelheden chemicaliën overgeheveld worden.

Sloper

Deze verhuizing draait om de twee achterste vleugels van het oude Nijenborgh 4, met de nummers 5117 en 5118. Die moeten voor begin juni leeg zijn, want dan staat de sloper al voor de deur. Op vrijgekomen plek wordt de laatste fase van het nieuwe Feringa Building neergezet.

Dat we het niet gaan halen, is geen optie

De planning is strak, en vertraging zou funest zijn. Onderzoeksgroepen anticiperen al maanden op de verhuizing door hun onderzoeken af te bouwen, ziet Weitenberg. Ook zijn er diverse toeleveranciers vastgelegd die moeten helpen bij het verplaatsen van hun complexe apparatuur. ‘Maar dat we het niet gaan halen, is geen optie’, zegt Weitenberg. ‘Zo zit ik niet in elkaar.’

De operatie is nog ingewikkelder dan hij op het eerste gezicht lijkt. Wegens ruimtegebrek kan niet iedereen uit de te slopen bouwdelen direct naar het nieuwe gebouw. ‘Dat is voor de groepen die eerst in het oude gebouw moeten blijven wel een enorme teleurstelling’, zegt Weitenberg. ‘Maar we proberen een zo goed mogelijk alternatief te bieden.’

Chemisch onderzoek

Het betekent dat er een interne stoelendans op gang komt: sommige laboratoria uit de andere vleugels van Nijenborgh gaan al wel naar het nieuwe gebouw. Daardoor kunnen de onderzoeksgroepen uit de sloopdelen doorschuiven naar de gebouwdelen bij de ingang, die in betere staat zijn.

Niemand weet hoe de machine uit elkaar moet

Een van de instituten die nu gedeeltelijk gaat verhuizen is het onderzoeksinstituut ENTEG. Terwijl de chemische groepen wel naar het nieuwe gebouw gaan – een interne verhuizing zou te veel aanpassingen aan de ruimtes vergen – blijft het niet-chemisch onderzoek voorlopig nog in Nijenborgh 4.

Wie als student natuur- en scheikundepractica heeft, heeft grote kans om naar Nijenborgh 4 te moeten. De nieuwe practicumruimtes in de Feringa Building volgen namelijk in de tweede bouwfase, die pas van start kan gaan na de verhuizing. Of er dan genoeg ruimte is, is ook nog de vraag: de faculteit is in de afgelopen jaren sterker gegroeid dan de plannen konden voorzien.

Tien jaar

De verhuizing is de laatste fase van zeker tien jaar aan werk. Tijdens de ontwerpfase en de bouwplanning kregen Weitenberg en zijn team al een beeld van de volgorde waarin verhuisd moest worden.

Drie jaar geleden begon de volgende stap: het inventariseren van de onderzoeksapparatuur. Is er bijvoorbeeld laboratoriumapparatuur die gedemonteerd moet worden en wat is daarvoor nodig? Wat kunnen de onderzoekers zelf inpakken, en waarvoor moet een verhuisbedrijf komen en waar moet dat rekening mee houden?

Niet alle apparatuur kan mee. Zo staat er in Nijenborgh 4 een computergestuurde machine voor de bewerking van materialen. Die ziet er op het eerste gezicht niet heel spannend uit. ‘Het ding is alleen wel erg groot en de leverancier bestaat niet meer’, zegt Weitenberg. ‘Niemand weet hoe hij uit elkaar moet.’

In de Feringa Building moest het apparaat naar de tweede verdieping. ‘We kunnen hem daar niet in zijn geheel krijgen, tenzij we een stuk van de gevel eruit halen’, zegt Weitenberg. ‘Dat kan niet uit.’ Mogelijk verhuist de machine nog binnen Nijenborgh 4.

Nieuwe onderzoeksgroepen

Echt ingrijpende wijzigingen aan het gebouw zijn lastig, sinds het definitief worden van de plannen in 2016. Toch zijn er nog een paar uitzonderingen gemaakt, bijvoorbeeld wanneer een onderzoeksgroep ophield te bestaan. Daar kwamen nieuwe groepen voor in de plaats, die andere voorzieningen nodig hadden. Het gaat dan om zaken als speciale gassen, zuurkasten, andere labinrichting en elektriciteitsaansluitingen – alles wat nodig is voor het specifieke lab.

Het gaat om een enorme diversiteit van stoffen, dat maakt het lastig

Momenteel is een collega van Weitenberg bezig met de zogenaamde ‘pre-hookup’. Al maandenlang gaat hij na of bijvoorbeeld alle benodigde aansluitingen op de juiste plek zitten en of de juiste koppelingen voor apparatuur aanwezig zijn. Als er iets fout is aangesloten of ontbreekt, dan wordt geprobeerd dit aan te passen.

Over een week begint de verhuizing echt. Eerst werd overwogen om een overdekte route – een zogenaamde verhuiscorridor – vanaf de logistieke ingang van het oude gebouw naar de Feringa Building te creëren. Maar die bleek in de knel te komen met de bouwplaats voor het tweede deel van het nieuwe gebouw.

Er komt daarom een langere, onoverdekte route vanaf een ander deel van Nijenborgh 4, waarvoor tegen de buitengevel zelfs een speciale goederenlift is gebouwd. Vanaf daar brengen geveerde verhuiswagens de gevoelige apparatuur en andere zaken die beslist niet nat mogen worden naar het nieuwe gebouw.

Geëffende route

Chemicaliën gaan niet in de vrachtwagens. ‘Voor chemicaliëntransport per vrachtwagen moet je aan speciale wettelijke eisen voldoen en vrachtbrieven opstellen’, zegt Weitenberg. ‘Het gaat om een enorme hoeveelheid en diversiteit van stoffen, en dat maakt het erg lastig.’ 

In plaats daarvan gaan de onderzoeksgroepen straks zelf op en neer lopen met speciale chemicaliënkarren. Er wordt nog een gemarkeerde en geëffende route uitgezet, zodat ook dat zo veilig mogelijk verloopt.

Dat de hele verhuizing straks achter de rug is, geeft bij Weitenberg vooral blijdschap. ‘We hebben er jarenlang aan gewerkt, en dan wil je het op een gegeven moment ook afronden. Toch vind ik het nog wel spannend. Je weet dat je niet alles kunt voorzien.’

de onderzoekers

Katja Loos 

‘Ik verlies de moed wel een beetje’

‘Ja, die verhuizing is een enorme klus’, verzucht hoogleraar polymeerchemie Katja Loos. Haar lab verhuist rond Pasen naar de Feringa Building, maar twintig jaar eerder was ook geen slecht idee geweest. ‘Dit gebouw is echt af. Als het buiten regent, dan stroomt het naar binnen. De ramen van de zuurkasten kunnen zomaar naar beneden vallen, en boven het plafond lopen muizen.’

Drie weken geleden is haar vakgroep – dertig man sterk – begonnen met opruimen en inpakken. ‘We kwamen een aantal leuke dingen tegen: handgeschreven scripties uit de jaren zestig, bijvoorbeeld’, zegt Loos. ‘Maar ook minder leuke dingen, zoals hele oude chemicaliën.’ Een boekje van de oratie van voorganger Ger Challa, die de polymeerchemie in Nederland opzette, ging naar het UB-archief.

Op de verhuizingsoperatie heeft ze nog wel iets aan te merken. ‘We moeten onze potjes met chemicaliën zelf verhuizen. Dat is echt gevaarlijk.’ Glaswerk gaat wel met een vrachtwagen, merkt ze op. ‘Dat zou ik nog liever zelf willen doen. Volgens mij is er iets te veel bezuinigd op de verkeerde dingen.’

Ook over haar toekomstige laboratorium maakt ze zich nog zorgen. ‘Elke keer als ik daar kom om te kijken, geven de nieuwe zuurkasten een foutmelding. Ik verlies de moed wel een beetje.’

Opruimen en inpakken: ook voor een grote verzameling dia's moet een nieuwe bestemming gevonden worden.

de onderzoekers

Mart Salverda 

‘Ik kom steeds onbekende spullen tegen’

‘Ik heb er ontzettend veel zin in, het is een prachtig gebouw’, zegt Mart Salverda. Hij werkt als onderzoekstechnicus bij een groep die onderzoek doet naar nanolithografie, nodig voor het maken van bijvoorbeeld computerchips. Zij zullen als een van de eersten verhuizen naar Feringa, op 6 maart.

Wel levert de groep flink in op het aantal vierkante meters beschikbare labruimte. Beslissen wat je dan precies achterlaat, is niet makkelijk. ‘Ik ben al een half jaar bezig, maar kom steeds dingen tegen die ik nog nooit gezien heb’, zegt Salverda. ‘Dan moet ik soms bij alle drie de professoren in de groep navragen wat het precies is en of we het moeten houden.’

De overbodige spullen gaan niet zomaar naar het grofvuil: alle technici hebben een plek toegewezen gekregen waar ze hun ‘afval’ kwijt kunnen. Sommige van die spullen blijken nog ontzettend nuttig. 

‘Ik kom soms met meer spullen terug dan waarmee ik erheen ging’, vertelt hij. ‘Niet helemaal de bedoeling, maar het is zonde van het geld als wij straks zulke spullen nieuw zouden kopen. Ik denk dat ik in de laatste maanden al voor meer dan 10.000 euro aan apparatuur van de afvalberg heb gered!’

Verder betekent de verhuizing dat ze hun onderzoeksruimte straks niet meer hoeven te delen. ‘Nu zitten we nog met twee groepen in een ruimte’, vertelt hij. Hoewel dat over het algemeen prima verloopt, is een lab voor hen alleen straks heel fijn. ‘Ik kijk er naar uit om overzicht te hoeven houden over maar één lab.’

Wel zorgen een aantal gigantische luchtverversers, die niet op de initiële tekeningen stonden, voor ruimtegebrek. De groep had ooit gevraagd om een halve graad temperatuurstabiliteit, maar hadden ze geweten hoeveel ruimte daarvoor nodig is, dan hadden ze het niet gedaan, zegt Salverda. 

Ze zoeken nu naar een oplossing, maar die komt misschien niet op tijd. ‘Als we eenmaal verhuisd zijn, zullen we zo snel mogelijk een verbouwplan aanvragen.’

Wat bij de een overbodig is geworden, kan voor de ander nuttig zijn.

de onderzoekers

Bart Kooi 

‘Kantelen kan funest zijn voor onze microscoop’

Half mei is de onderzoeksgroep van Bart Kooi aan de beurt. Hij ziet behoorlijk op tegen de verhuizing. 

In zijn onderzoek naar nanomaterialen maakt de hoogleraar gebruik van een aantal metershoge elektronenmicroscopen, die niet alleen een paar duizend kilo wegen, maar ook erg gevoelig zijn. ‘Onze nieuwste microscoop kostte 5 miljoen’, vertelt hij. ‘Als de elektronenkolom slechts tien graden wordt gekanteld, is hij al kapot.’

In de oorspronkelijke plannen van de verhuizing zou de microscoop, zonder te worden gekanteld, van het ene naar het andere gebouw worden geschoven via een ‘corridor’. ‘Een drempel zou namelijk al funest kunnen zijn.’

Maar twee maanden geleden kreeg Kooi te horen dat die gang er niet komt. In plaats daarvan wordt de microscoop - net als de rest van de spullen - in een vrachtwagen geladen. Absurd, vindt hij. Vervoer met een vrachtwagen zorgt volgens hem voor onnodig veel risico’s. ‘De afstand tussen Feringa en Nijenborgh is amper langer dan hoe ver we hem binnen Nijenborgh moeten verslepen. We gaan hem voor dat stukje toch niet in een vrachtwagen laden?’ 

Aangezien het huidige kantoor van Kooi in het gedeelte van de Nijenborgh zit dat voorlopig blijft staan, komen er asbestsaneerders langs. Dat gebeurt twee weken voor de verhuizing. ‘Ik heb gevraagd of ze ook een paar weken later kunnen komen, als alles al leeg is, maar dat was geen optie.’

Ook Kooi laat spullen staan in Nijenborgh, omdat het veel kost om deze opnieuw te installeren en er geen garantie is dat de apparatuur daarna weer werkt: ‘Onze oudste microscoop, uit 1997, laten we achter’, vertelt hij. ‘Die gaat gewoon naar de schroot. Ondanks dat de zware metalen daarin nog behoorlijk wat waard zijn, moeten we nog geld toeleggen om hem af te laten voeren.’

Engels