Jonge wetenschappers met kleine kinderen hebben meer te lijden onder de coronacrisis dan hun oudere collega’s. Zij melden vaker conflicten tussen werk en gezin en verlies van onderzoekstijd.
Dat concluderen De Jonge Akademie en het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) naar aanleiding van een onderzoek onder zesduizend wetenschappers tijdens de eerste lockdown van maart tot juni 2020.
Het is daarmee het eerste grote onderzoek naar de impact van de pandemie onder wetenschappers aan de Nederlandse universiteiten, aldus de organisaties.
Moe en uitgeput
Een kwart van de wetenschappers gaf aan dat zij veel stress en vermoeidheid hebben ervaren en dat ze zich in de eerste maanden van de pandemie moe en uitgeput voelden.
De hoogste scores zijn te vinden onder de wetenschappers met een niet-Nederlandse nationaliteit en de wetenschappers die aan het begin van hun carrière staan. Vooral vrouwelijke wetenschappers met jonge kinderen gaven aan dat het moeilijk was om tijdens de lockdown werk en zorg te combineren.
Significant
Wetenschappers zagen tijdens de eerste lockdownperiode de tijd die zij aan onderzoek konden besteden significant dalen. Veertig procent van alle academici rapporteerde een verlies aan onderzoekstijd.
Meer dan de helft van de promovendi, postdocs en wetenschappers in een tenuretrack meldde vertragingen in verband met de pandemie. Zij verwachten daarom dat ze hun projecten niet op tijd kunnen afronden of aan de eisen van de tenuretrack kunnen voldoen.
Vooral wetenschappers met zorgtaken zagen een grote terugval in onderzoekstijd. Wetenschappers met thuiswonende, jonge kinderen verloren veel meer tijd dan wetenschappers zonder thuiswonende kinderen, concluderen De Jonge Akademie en de LNVH.