Het regent bonnen tijdens lichtcontrole

‘Politie! Even stoppen alstublieft, u hebt geen licht.’ Als de student – hockeystick onder de arm –dreigt door te fietsen: ‘U kunt beter naar mij komen, dan dat ik achter u aan moet.’ De boete is niet mis: Je kunt een container vol fietslichtjes kopen van de ruim zestig euro.

Het is donker en mistig, kwart over zeven ‘s avonds. Motoragenten Hans de Groot en Gerrit Spijksma houden een lichtcontrole aan de Oosterweg, zo’n vijftig meter van de Oosterbrug.

Rustig houden

‘U hebt geen verlichting op uw fiets. Dat is niet zo mooi’, zegt De Groot tegen een student. Als die boos dreigt te worden, reageert De Groot niet en vraagt om een ID-kaart. ‘Ik draai al een tijdje mee’, zegt hij later, ‘dan weet je wel hoe je ze rustig moet houden’.

‘Waarschijnlijk komen we veel studenten tegen’, zegt De Groot. ‘Die zijn nu op weg naar huis of vrienden om te gaan eten. En, inderdaad, die hebben veel minder vaak licht dan forenzen.’ Uit zijn portofoon klinkt voortdurend een vrouwenstem. ‘De meldkamer’, glimlacht hij. ‘Als er ergens iets ernstigs gebeurt breken we af.’

Vier bonnen na twintig minuten

In de mist zie je goed waarom lampjes belangrijk zijn. Een fietser zonder licht is bijna niet te zien. ‘In deze straat is er eenrichtingsverkeer voor auto’s, maar fietsers mogen beide kanten op’, zegt Spijksma. ‘Het is aan overtreders goed uit te leggen waarom ze een bon krijgen, met deze onoverzichtelijke verkeerssituatie en het weer.’

Na twintig minuten hebben de twee ieder vier bonnen uitgedeeld. Als een bekeurde wegloopt – fietsen mag niet meer, ook niet als je al een boete hebt – verschijnt al meteen een nieuwe kandidaat.

‘Dat bekent dat er een heleboel voorbij komen terwijl we staan te bekeuren’, erkent De Groot. ‘Die hebben geluk. Eerder zetten we nog wel eens tien tegelijk aan de kant, maar dan ‘ontsnappen’ ze en ontstaan er ingewikkelde discussies.’

Geen zwaaiende sirenes

Het bekeuren verloopt rustig. Geen zwaaiende sirenes of vloekende voorbijgangers. De motoren staan om het hoekje geparkeerd en zien er niet uit of ze snel gebruikt kunnen worden. ‘Dat is ook niet nodig’, zegt De Groot. ‘Ik kan de eerste vijftien meter héél snel rennen. Maar schrijf dat maar niet op, want dan krijgen we straks allemaal studenten die ’t gaan proberen.’

Over proberen gesproken: twee blonde studentes lijken bij Spijksma met knipogen en glimlachjes onder een boete uit te willen komen. ‘We konden het altijd proberen’, fluisteren ze als Spijksma wegloopt om de ID-kaart te controleren.

Nog mooier wordt het als een studente met werkende dynamo blijkt rond te fietsen. ‘Die doe ik nooit aan, want trapt zo zwaar’, zucht ze. Maar Spijksma houdt vol: ‘Die €62 moet ze betalen.’ Als ze de dynamo aanzet mag ze wel verder fietsen.

Mooie excuses

Na een uur zijn er 24 bonnen uitgedeeld, waarvan heel wat voor studenten. Die reageren allemaal opvallend rustig. Een meisje zegt dat haar fiets vaststaat in de kelder door een fout van de huisbaas. Nu is ze op de fiets van haar ex – zonder lampjes. Nee, ze gaat de bekeuring niet bij hem declareren. ‘Ik ga het wel bij de huisbaas proberen’, lacht ze. ‘Je weet maar nooit.’

Een jongen zegt dat zijn dynamo het niet doet, omdat zijn voorwiel los zit. ‘Dat excuus heb ik nog nooit gehoord’, zegt De Groot als de jongen met een bekeuring op zak verder is gelopen.

Met loeiende sirenes

Dan komt er iets belangrijks door portofoon. ‘Oproep aan alle eenheden: vrachtwagen op zijn kant op de A7.’ De Groot antwoordt: ‘Wij gaan erop af.’

Hij zet zijn helm op. Het blauwe zwaailicht gaat aan en de sirene maakt een oorverdovend lawaai. De Groot trekt het gas open en de motor spurt met een bloedgang weg. ‘Doet u allemaal voorzichtig, het zit potdicht door de mist’, hoor ik de vrouwenstem nog zeggen door Spijksma’s portofoon. Dan rijdt ook hij met loeiende sirenes weg.

‘Dat is het echte werk’, denk ik, terwijl ik naar huis fiets. Dan schrik ik en kan nog net remmen voor een fietser die ik pas op het allerlaatste moment zie. Ik vloek. Hij was vrijwel onzichtbaar, zo zonder licht.

17-11-2014