De Fraudewet van 2013 moest harder aanpakken van uitkeringsfraude mogelijk maken. Sindsdien moeten bijstandsontvangers een tegenprestatie leveren voor hun uitkering. Doet iemand niet genoeg zijn best met solliciteren, dan kan de gemeente de uitkering zelfs intrekken.
Maar werkt dat ook?
Volgens hoogleraar rechtssociologie Hertogh werkt de nieuwe aanpak juist averechts. De meeste uitkeringsgerechtigden komen al hun verplichtingen keurig na, blijkt. Maar tegelijk zien ze de instanties eerder als politieagent dan begeleider.
Repressieve aanpak
Hertogh ondervroeg meer dan duizend uitkeringsgerechtigden in de periode tussen 2014 en 2018. Hij stelde daarbij onder andere vragen over de persoonlijke situatie en het contact met de sociale dienst en het UWV. Daarnaast sprak hij met mensen uit de praktijk en liepen onderzoekers uit zijn groep mee bij de UWV en sociale dienst.
Er blijkt geen enkel verband tussen een repressieve aanpak en het beter naleven van regels. Sterker nog: het lijkt er eerder op dat uitkeringsgerechtigden na verloop van tijd de regels slechter gaan naleven.
Niet strengere handhaving is nodig, maar slimmere handhaving. ‘Meer focus op het individuele contact tussen de medewerker en de burger, dus’, zegt Hertogh. ‘Goed contact tussen die twee is belangrijk.’
Inspiratiebron
Nu al blijken de medewerkers van uitkeringsinstanties regelmatig af te wijken van strenge regels. Ze kijken daarbij vooral goed naar welke cliënt ze tegenover zich hebben. Maar dat leidt tot grote verschillen. Niet alleen tussen de UWV en de sociale dienst, maar ook binnen verschillende vestigingen van deze instanties.
Maar volgens Hertogh is handhaving afgestemd op de specifieke achtergronden en verwachtingen van de uitkeringsgerechtigde inderdaad effectiever. Strenge sancties kunnen soms nodig zijn, maar een individuele, professionele manier van mensen helpen moet centraal staan.
Hertogh denkt dat het onderzoek kan gelden als goede inspiratiebron. ‘Doordat we in het onderzoek regelmatig hebben samengewerkt met de sociale dienst en UWV, verwacht ik dat zij openstaan voor de verbeteringen die wij voorstellen.’