Ha Fu
Het is zomer in Cambridge. En net als in Groningen betekent dit dat de studenten plaats hebben gemaakt voor toeristen. In hordes drommen ze door Harvard Yard, het park dat de hoofdgebouwen van de universiteit verbindt.
Studenten laten hun ouders zien waar zij het komende jaar zullen vertoeven of waar zij zich afgelopen semester uit de naad hebben gewerkt, maar tegelijkertijd de tijd van hun leven hebben beleefd. Busladingen vol Chinezen worden dagelijks voor de poorten van Harvard afgeladen om de inmiddels blank gewreven voet van het John Harvard-standbeeld aan te raken in de hoop dat dit bijgelovige gebaar een plek binnen de poorten dichterbij brengt.
Hoogstwaarschijnlijk tevergeefs. Een van oorsprong Chinese studente die wél tot de gelukkige toegelatenen behoort, schreef onlangs in Harvard Magazine dat er jaarlijks maar een handvol van de duizenden Chinese inschrijvers wordt aangenomen voor het bachelorprogramma. Bijna elke Amerikaanse high school stuurt meer studenten naar Harvard dan heel China. Dat maakt de aantrekkingskracht alleen maar groter. Zelfs op het Chinese platteland schijnt Ha Fu (de Chinese naam voor Harvard) een begrip te zijn.
Er hangt een zweem van exclusiviteit rond dit bolwerk van wetenschappelijke kennis. Terwijl bij MIT, toch ook wel een van de meest prestigieuze instituten wereldwijd, alle bibliotheken en gebouwen vrij toegankelijk zijn, lijkt Harvard hermetisch afgesloten voor niet-Harvardianen. Voor toeristen is de befaamde Widener Library, pronkstuk op Harvard Yard, een no-go-area en zelfs wetenschappers van andere universiteiten moeten een goed verhaal hebben om toegang te krijgen voor een beperkte periode van drie maanden. Of je betaalt 750 dollar, dan mag je er het hele jaar door gebruik van maken. Geld opent immers alle deuren.
Maar dan heb je ook wat: de grootste collectie boeken en manuscripten ter wereld. Voor minder dan superlatieven doen ze het niet, lijkt het. Grootste, beste, meeste, en vooral: most excellent. Onze eigen Sibrand Poppema zou hier nog wat inspiratie op kunnen doen voor het excellentiestreven van de RUG (of de Chinese aspirant-studenten uitnodigen om zich anders maar in te schrijven bij onze nieuwe faculteit in Yantai; dan hoeven ze ook niet zo ver te reizen).
Het is bijna een beetje sneu om te zien hoe zij allemaal iets bewonderen dat voor altijd buiten hun bereik zal blijven. Het lijkt me ontmoedigend. Of zal alleen al het zien van al dit succes inspirerend werken? Ik zal er het komende jaar achter komen. Vanaf volgende maand zal het beeld hier in elk geval weer veranderen. Dan is de aanstormende wereldelite terug, of tenminste iedereen die hoopt dat een studie aan Harvard het toegangsbewijs is tot de top. Of zullen er ook studenten tussen zitten die echt puur voor de kwaliteit van het onderwijs gaan?