Gastschrijver Joost de Vries heeft er zin in
Gastschrijver
Joost de Vries (Alkmaar, 1983) debuteerde in 2010 met Clausewitz. Zijn tweede boek, De republiek, volgde drie jaar later. In 2014 verscheen zijn eerste essaybundel, Vechtmemoires. Als gastschrijver verzorgt De Vries de komende maand een aantal lezingen, interviews en werkcolleges rond het thema ‘Volwassen worden – of niet?’. Maandag trapt hij af met Marja Pruis.
Neem voor kaarten en meer info contact op met Studium Generale: studium@rug.nl / www.sggroningen.nl
Ik ontmoet hem in 1e Klas, het restaurant op Amsterdam CS. Joost de Vries, journalist bij de Groene Amsterdammer, schrijver van diverse boeken en binnenkort gastschrijver aan de RUG. ‘Had ik misschien ergens anders moeten afspreken? Dit is weinig toeristisch en misschien niet zo leuk voor iemand die uit Groningen komt. Als je in Amsterdam woont, dan let je daar niet meer zo op.’
Woon je al lang in Amsterdam?
‘Nee, helemaal niet, pas sinds 2012. Ik heb heel lang in Utrecht gewoond, maar op een gegeven moment kwam ik erachter dat ik daar alleen nog maar een huis had en dat mijn sociale leven hier in Amsterdam was. Hier is ook altijd wat te doen. Joost Zwagerman zei in zijn laatste interview met HP de Tijd dat Amsterdam ‘moordend gezellig’ is. Met de klemtoon op moordend; je kan je hier niet terugtrekken.’
Wat had jij met Joost Zwagerman?
‘Heel veel, zijn dood is super verdrietig. Ik was veertien toen ik op school Vals Licht las. Een mooi boek. Toen Zwagerman een keer een lezing gaf in de buurt, zijn we daar met de hele klas naartoe geweest. Zwagerman komt uit Alkmaar en dat was ook onze omgeving. In het boek Buitenvrouw beschreef hij een plek in Alkmaar waar een personage in het boek op de ringweg moest kiezen tussen een afslag links of rechts. Maar dat kon helemaal niet. Je kon daar alleen maar naar rechts. Wij wilden wel es weten hoe dat zat. Zwagerman moest enorm lachen en riep dat een roman geloofwaardig moest zijn, en geen Michellinkaart hoefde te zijn. Hij was een bijzondere man.
‘Ik verlangde naar mijn bank met een zak chips’Hij heeft Clausewitz, mijn eerste boek, op mijn verzoek gelezen en dan kwam hij met op- en aanmerkingen. Dat was redelijk uniek, want schrijvers houden er doorgaans niet zo van om elkaar te bekritiseren of te steunen. Zwagerman deed dat wel. Toen een vriend mij appte dat Zwagerman dood was, wist ik meteen dat het zelfmoord was. Iedereen die hem kende wist dat hij depressieve periodes had. Zo jammer, zo sneu dit…’
Joost de Vries oogt ontspannen, is goedlachs. Hij is 32 jaar en is dit jaar de gastschrijver van de RUG. ‘Dat vind ik fantastisch. Ik verheug me met name op de werkcolleges. Het overbrengen van kennis, het sparren met studenten over wat je bezighoudt. Ik heb aan de VU een aantal schrijfcolleges gegeven. Dat was leuk. Na twee uur was ik wel kapot en verlangde naar mijn bank thuis met een zak chips, maar het gaf voldoening. Het thema spreekt me bijzonder aan. Volwassen worden of niet? Ik wilde iets kiezen wat studenten aan zou spreken. Wanneer ben je volwassen? En moet je dat wel worden? Ik behandel dat thema aan de hand van films, literatuur en televisieprogramma’s. Ik wil de klassieker Catcher in the Rye van J.D. Salinger bespreken, maar ook de serie Girls van HBO. Die heb ik in het begin goed gevolgd, een bijzondere serie vond ik dat. Nu is het vierde seizoen bezig, maar daar zit ik nog niet in. Uiteindelijk moeten de studenten een stuk schrijven over jong zijn, volwassen worden en opgroeien. Ik wil ze anders naar de dingen laten kijken. Ik verheug me erop’.
Je hoort wel eens dat schrijvers, kunstenaars en artiesten inspiratie putten uit een heleboel ellende. Heb jij een slechte jeugd gehad? Ken jij ellende? Haal je energie uit een flinke dip?
‘Heerhugowaard is behoorlijk inspiratieloos’‘Ik ben opgegroeid in Heerhugowaard. Daar waren sportverenigingen, speeltuinen, scholen, een winkelcentrum en zelfs een bowlingbaan. In die keurige Vinex-locatie heb ik een mooie jeugd gehad. Ik moet eerlijk zeggen, Heerhugowaard is behoorlijk inspiratieloos. Daar kan ik als schrijver niets mee.
Maar ik ben sowieso een positief ingesteld mens. Ik lijk op mijn beide opa’s, die hadden dat ook. Ik hoef geen ellende mee te maken om mooie dingen te maken. Ik ga zitten met een idee en dan komt het wel. Sommige mensen vinden dat ik belachelijk veel schrijf, maar door het veel te doen word ik er bedreven in en dat is fijn. Wie zei ook alweer dat je iets 10 duizend uur moet hebben gedaan om het echt onder de knie te krijgen?’ (De Zweedse psycholoog K. Anders Ericsson, red.)
‘Bij mijn eerste boek had ik een leuke scène in mijn hoofd. Er kwamen er twee bij. Hé, dacht ik, het lijkt wel een hoofdstuk. Bij meer hoofdstukken dacht ik van hé, het lijkt wel een roman.
Naarmate mijn boek vordert, word ik wel steeds asocialer. In de cruciale fase kun je niet verwachten dat ik op je verjaardag kom. Iedere schrijver heeft volgens mij zijn eigen manier om tot een boek te komen. Ik zit tegenwoordig steeds vaker op zolder te schrijven met een dakraam waardoor ik niet word afgeleid door de dingen die buiten gebeuren. Volgens mij heeft iedere schrijver zijn eigen methode. Ik geloof dat het Bas Heijne was die een hotelkamer huurde aan de rand van Leeuwarden. Hij kende daar niemand, het hotel was niet bijzonder en daardoor kon hij zich geheel op zijn schrijven storten.
‘In de cruciale fase kom ik niet op je verjaardag’
Zo schreef A.F.Th. van der Heijden honderd dagen aaneengesloten door, bedacht scènes in willekeurige volgorde en die plakte hij aan het eind aan elkaar. Zijn boek was dan grotendeels af. Thomas Rosenboom werkt met kaartjes op een groot bord die uiteindelijk een boek vormen.
Bij mij gaat schrijven redelijk vanzelf. Ik heb vaak een idee, een begin en dan ontrolt het zich chronologisch. Ik ben nu bezig met mijn vierde boek, maar dat zit nog in een rustige sociale fase.’
Waar zie je jezelf over pakweg 25 jaar?
‘Ik hoop dat ik dan doe wat ik nu ook doe. En dat ik goed ben geworden in verschillende disciplines. Dat ik niet alleen boeken schrijf, maar ook essays, toneelstukken en filmscripts. Ik wil alle vormen uitproberen en later niet het gevoel hebben dat ik in een keuken heb gestaan en alleen maar kip heb klaargemaakt.
Ik wil wel kinderen. Lijkt me leuk en gezellig. En natuurlijk ook een hond. En wie weet heb ik tegen die tijd de jackpot in de staatsloterij gewonnen en kan ik me een huis veroorloven naast het Amsterdamse bos.