Zo’n kwart eeuw geleden ontdekte columnist Dirk-Jan Scheffers het plezier van het wandelen, samen met zijn vriend Simon. Met weemoed kijkt hij terug, om meer dan één reden.
Ik hou er erg van om me op vakantie niet al te snel door de omgeving te verplaatsen – maar wel te verplaatsen. Tijdens een wandel- of fietsvakantie zijn de dagen duidelijk – je begint in A, je wilt naar B, en je moet zorgen dat je onderweg wat te eten en te drinken hebt. Eventueel is er nog een bezienswaardigheid onderweg die bezocht moet worden.
Mijn wandelen begon met de romantische notie dat het wel eens mooi zou zijn een lange historische route af te leggen. Toen ik in mijn promotietijd een keer logeerde bij de ouders van mijn goede vriend Simon en daar boekjes in de kast zag over de route naar Santiago de Compostella, die zijn moeder gelopen had, zei ik dat me dat wel trok. Simon zag dit ook wel zitten – zo ontstond het plan om deze tocht samen te ondernemen.
Tijdens een paar trainingswandelingen (we waren nog geen wandelaars) ontdekten we al snel dat ook Nederland best mooi is, maar verder waren we weinig voorbereid toen we in oktober 1999 met bus en trein naar Spanje reisden. Zo misten we bijna de laatste bus naar onze startplaats in de Pyreneeën omdat die van het ‘estacion’ zou vertrekken en wij keurig op het treinstation bleven wachten.
Spaans spraken we niet en echt warme kleren hadden we thuisgelaten, dat scheelde gewicht en Spanje in oktober, hoe koud kon dat nou zijn?
Vanuit een telefooncel vertellen dat je de goede kant uitliep, was voldoende
Al snel liepen we op met een groep Spaanse leeftijdsgenoten met wie de taalbarrière nog net te slechten viel. Op dag vier had Simon een forse blaar op een teen die door een lokaal kruidenmannetje behandeld werd – ‘Una gran ampolla’, zei hij. Bij het avondeten viel de ‘am’ weg en zei Simon dat hij een ‘gran polla’ had. Nadat iedereen was uitgelachen bleek dat we die dag zowel het Spaanse woord voor blaar als voor piemel hadden geleerd.
Gelukkig pikten we ook al snel op hoe we de weg moesten vragen en wat de Spaanse woorden voor bar, winkel, bakkerij en handschoenen waren. We hadden geen mobiel en de smartphone was nog niet uitgevonden; eens per week vanuit een telefooncel het thuisfront vertellen dat je nog steeds de goede kant uitliep, was voldoende.
Na een ruime maand lopen, kwamen we aan in Santiago en bleek het cliché dat de weg het doel is, volledig waar. De reis leerde mij een stuk ontspannener in het leven staan. Van goede werden Simon en ik beste vrienden, en we hebben daarna nog heel wat gewandeld.
Een maand geleden kreeg Simon een hersenbloeding, een week later was hij dood. De Spaanse dichter Antonio Machado schreef in zijn beroemde gedicht ‘Caminante, no hay camino’ (‘Wandelaar, er is geen weg’) over de weg die je al gaande maakt en die, wanneer je omkijkt, je nooit meer gaan zal. En hoewel dat terugkijken mij met dankbaarheid vervult, is het hartverscheurend dat vooruitkijken niet meer kan.
DIRK-JAN SCHEFFERS