De oudheid… digitaal!
Ze zijn vrienden, de Belgische Raf Praet en de Noorse Johannes Bjerva. Ze arriveerden samen aan de RUG en zaten in dezelfde PhD-klasjes. Zou het niet leuk zijn om ook iets te doen op het snijvlak van hun vakgebieden?
Jammer alleen dat de een classicus is, gespecialiseerd in de geschiedenis van de late oudheid, en de ander computerlinguïst. Een grotere afstand tussen expertises kun je nauwelijks verzinnen. Maar toch: tijdens de vele koffiepauzes bleef het gesprek terugkomen op die samenwerking. Praet vertelde over de enorme hoeveelheden Latijnse bronnen die hij moest verwerken. Bjerva overwoog of slimme software niet zou kunnen helpen. En zo ontstond Cassiodigitalis: een computerprogramma waarmee oudheidkundige bronnen razendsnel kunnen worden doorzocht.
Reusachtige hoeveelheid
Dat is nodig, vertelt Praet, want er bestaat een reusachtige hoeveelheid Latijnse teksten. Veel daarvan stammen uit de late oudheid, een periode waarin intellectuelen en politici hun correspondentie graag uitgaven. Dergelijke documenten zijn vrijwel allemaal digitaal beschikbaar, maar de bestudering ervan is achtergebleven. ‘Dat komt deels door de grote hoeveelheid bronnen’, zegt Praet. ‘Maar ook doordat de late oudheid een lange tijd, tot de jaren zeventig van de vorige eeuw, werd gezien als een periode van verval en gebrek aan creativiteit. Onderzoekers hebben deze periode lang genegeerd. Ze noemden het decadent en stereotype. Maar dat is totaal niet terecht.’
Met het werk van de Romeinse senator Cassiodorus uit de zesde eeuw als testcase – de man was verantwoordelijk voor een lijvig corpus van ongeveer 500 brieven – ging Bjerva aan het werk. De bedoeling was te kijken hoe in de tijd van Cassiodorus werd gedacht over concepten als ‘moderniteit’, ‘Romeinsheid’ of ‘barbaarsheid’, en met welke heersers die begrippen verband hielden. Bjerva koppelde de namen en begrippen aan elkaar, en maakte zo een heatmap. Kleurcodes geven aan hoe sterk de verbanden zijn tussen personen en de verschillende begrippen.
Barbaren
‘Zo hebben we gekeken in hoeverre een begrip als ‘Romeins’ werd geassocieerd met de Ostrogotische koningen Theodoric en Athalaric’, zegt Praet. ‘Bijzonder is dat deze koningen ondanks hun ‘barbaarse’ afkomst sterk geassocieerd werden met begrippen als ‘Romeins’.’ Bij de Byzantijnse keizer Justinianus daarentegen, werd dat verband nauwelijks nog gevonden.
Praet denkt dat dat komt doordat de twee Ostrogoten veel tijd en energie investeerden in een promotiecampagne om hun imago op te vijzelen. ‘Ze presenteerden zich als de opvolgers van de Romeinse keizers, niet als hun vernietigers.’ Voor iemand als Justinianus was dat niet meer nodig. Het Oost-Romeinse rijk vond zichzelf vanaf die tijd opnieuw uit als Byzantium.
Meedenken
Maakt dit de historicus straks overbodig? Praet zegt van niet. ‘De gevonden verbanden vormen een indicatie. Daarna moet er nog altijd gekeken worden of een gevonden verband echt klopt’, benadrukt hij.
Het programma van Praet en Bjerva – dat overigens open access beschikbaar is – trok veel aandacht na presentaties van Praet in Grenoble en Bjerva in Peking. Het leidde ook tot de oprichting van DAG (Digital Antiquities in Groningen), een platform dat het concept verder wil uitbouwen. Dinsdag 13 oktober is de eerste bijeenkomst. Praet hoopt dat ook onderzoekers van andere disciplines willen meedenken over de digitale benadering van hun vakgebied.