Zomer
Zomer
Begin maart – de carnavalsdagen net achter de rug – schreef ik een grappig bedoelde column over corona en carnaval. Eigenlijk had ik ergens anders over willen schrijven, iets dat wel met de universiteit te maken had. Maar dat kon best wachten tot een volgende keer, terwijl corona over een week oud nieuws kon zijn, waarna ik met een handvol onbruikbare grappen zou blijven zitten.
Nee, een goede voorspeller ben ik nooit geweest. Corona bleef (de grappen werden ingehaald door de tijd) en had wel degelijk met de universiteit te maken, want twee weken later gingen de gebouwen sluiten en kregen wij een ophokplicht. Inmiddels zitten we in de vijfde coronamaand en wordt het hele universitaire leven gedomineerd door het virus en dat zal na de zomer ook nog het geval zijn.
Ondertussen kom ik al weken bijna niet van huis. Gelukkig heb ik een grote tuin en een huis dat ruim genoeg is om elkaar niet in de weg te hoeven zitten. Eigenlijk zou je in tijden als deze in een paleis moeten wonen, zodat je eindeloos door lange gangen kunt dwalen.
Je mag een huis pas een paleis noemen als je niet alle kamers ervan kent, schrijft Guiseppe Tomasi di Lampedusa in zijn befaamde roman De tijgerkat, een boek dat ik eindelijk eens ben gaan lezen. De roman speelt zich af op Sicilië, dat met de inval van Garibaldi in 1860 op het punt staat ingelijfd te worden in de Italiaanse eenheidsstaat.
Een chaotische tijd. ‘Als we willen dat alles blijft zoals het is, moeten we alles veranderen’, zegt de hoofdpersoon van het boek ergens en ineens leek 1860 erg op 2020.
Ik las trouwens overal parallellen met de coronacrisis en voor wie wil, liggen de romans met een epidemische crisis als thema voor het oprapen. Kennelijk willen mensen daar graag over lezen, want De pest van Albert Camus werd in herdruk weer een bestseller.
Ik las overal parallellen met de coronacrisis
De komende jaren kunnen we ongetwijfeld een stortvloed aan romans, netflixseries en films over de coronacrisis verwachten. Once upon a time in my house van Quentin Quarantino, waarin acht huisgenoten dicht op elkaars lip zitten en zeven van hen op raadselachtige wijze om het leven komen.
De film eindigt met een lang shot van een jongetje dat na een hevige hoestbui een melancholiek deuntje op een mondharmonica speelt, waarna de kijker zich plotseling realiseert dat alle huisgenoten een keer op die mondharmonica hebben gespeeld. The end.
Op zoek naar het werk van Camus, valt mijn oog op een kleine roman van de Algerijnse – Franstalige – schrijver Tahar Djaout. Ooit gekocht om de intrigerende titel, De laatste zomer van de rede, maar vervolgens vergeten. De roman gaat over een boekhandelaar die het steeds moeilijker krijgt als zijn land in de greep raakt van de macht van een groep fundamentalisten.
Die stellen paal en perk aan het sociale leven, vallen vrouwen lastig, maken het uitgaansleven en de stranden onveilig. Ze maken ook het culturele leven onmogelijk, verbieden musea, vernietigen kunst en dwingen steeds meer boekhandels om te sluiten.
Dat laatste raakt niet alleen de inkomsten van de boekhandelaar, maar ook de geschiedenis en beschaving. Als dragers van de rede belichamen zijn boeken – klassieke romans en filosofie – voor hem alles wat waardevol is.
De roman is postuum uitgegeven, zes jaar nadat Djaout door de fundamentalisten van zijn land op gruwelijke wijze in zijn eigen huis werd vermoord. Virussen hebben in hun onverbiddelijkheid ook wel iets fundamentalistisch, maar misschien vindt u dat wat gezocht.
Hoe dan ook, ik ga proberen het virus op afstand te houden en zal de zomer vast wel overleven.
Hopelijk overleeft de rede het ook.