Indonesië
‘Ik zie het schuldgevoel in hun ogen’
Zuid-Sulawesi, Indonesië, 1947. In het holst van de nacht klinken er schoten vanuit een huisje waarin twee Indonesische soldaten hun toevlucht hebben gezocht. De een is op slag dood, maar de ander brengt het er levend vanaf.
‘Mijn opa werd gespaard omdat hij Nederlands sprak’, vertelt Batari Oja daarover.
‘Wie ben jij?’ vraagt een van de Nederlanders die het huis zijn binnengevallen.
‘Ik ben luitenant Andi Abdul Lathief’, zegt Oja’s opa.
De twee vijandelijke soldaten wisselen daarna nog wat woorden in het Nederlands, en dan worden de wapens weggestopt. Terwijl Lathief zijn adem inhoudt, beveelt de soldaat zijn mannen: ‘Doe hem niets. Hij is mijn persoonlijke gevangene.’
Methode-Westerling
De Nederlander in kwestie was niemand minder dan Raymond Westerling, de commandant van de Speciale Troepen die naar Zuid-Celebes (nu Sulawesi) gestuurd was om de macht over Indonesië te heroveren. Hij zat achter de massamoord op lokale Indonesiërs die hij tot ‘rebellen’ tegen het Nederlandse koloniale bewind bestempelde.
Daarbij paste hij een tactiek toe die nu bekendstaat als de methode-Westerling: verdachten werden uit hun huizen gehaald en in het openbaar geëxecuteerd, met als doel de bevolking te intimideren. Volgens sommige bronnen werden mannen ook gedwongen tegen elkaar te vechten, waarbij de verliezer ter plekke werd neergeschoten. Volgens Indonesische schattingen zijn er in deze periode 40.000 mensen omgekomen.
‘Westerling stond bekend als een monster, dus ik vraag me vaak af waarom hij mijn opa niet vermoordde. Waarom hield hij hem in leven?’ zegt Oja, een promovenda uit Makassar, de hoofdstad van Zuid-Sulawesi.
Politiek frame
Voor haar is het koloniale verleden van Indonesië nog springlevend. Aan de hand van biografieën van strijders uit de Onafhankelijkheidsoorlog en krantenknipsels waarin haar opa wordt genoemd, puzzelt ze bij elkaar wat hij meemaakte. ‘Ik denk dat het belangrijk is voor de jongere generaties om de geschiedenis te verkennen aan de hand van andere bronnen dan alleen de officiële, omdat geschiedschrijving vaak politiek bepaald wordt.’
Dat beaamt Chris Wibisana, een student van Indo-Chinese afkomst uit Tangerang, een voorstad van Jakarta. Het huis van zijn opa werd in brand gestoken tijdens hevige anti-Chinese rellen die uitbraken nadat een militair van Chinese afkomst van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) de Nederlandse vlag had gehesen. Meer dan duizend Indo-Chinese mannen, vrouwen en kinderen werden vermoord.
We moeten niet vergeten dat er ooit over ons heen gelopen werd
Het geweld werd mede aangewakkerd door de koloniale hiërarchie die de Chinezen economisch bevoordeelde ten opzichte van de ‘inheemse bevolking’. Daardoor trok die de loyaliteit van de Indo-Chinezen in twijfel.
‘Mijn opa was pas een jaar oud toen zijn ouders hem meenamen op een boot naar Jakarta’, vertelt Chris.
Ook voor hem zijn de worstelingen uit de koloniale periode nog altijd relevant. ‘Verhalen zoals die van mijn familie spreken de officiële regeringsframes tegen die doorspekt zijn met censuur en geschiedenispolitiek. We moeten niet vergeten dat er ooit over ons heen gelopen werd, dat we misbruikt zijn. We moeten ons dat blijven herinneren. Niet zodat we het slachtoffer kunnen spelen, maar zodat we onszelf beter leren behandelen dan de kolonisators dat deden.’
Genocide
Veel Indonesiërs als Oja, PhD-student antropologie aan de Gadjah Mada-universiteit in Yogyakarta, of Chris, die internationale betrekkingen studeert aan de Universiteit van Indonesië in Depok op West-Java, hebben een kritische kijk op de nationale geschiedenis. En dat is ook niet zo gek als je bedenkt dat Indonesiërs onder Nederlands bewind lange tijd onderdrukt en uitgebuit werden.
Zie bijvoorbeeld de genocide op de Banda-eilanden in 1621 door de VOC onder leiding van Jan Pieterszoon Coen, met als doel het monopolie op nootmuskaat veilig te stellen.
De Nederlandse troepen maakten zich systematisch schuldig aan oorlogsmisdaden
Of zie het in 1830 ingevoerde ‘cultuurstelsel’ – door de Indonesiërs tanam paksa genoemd – waarbij de Indonesische bevolking gedwongen suiker of thee moest produceren voor de Nederlandse export. Dit leidde tot enorme armoede en hongersnood.
En toen Indonesië na de Tweede Wereldoorlog in 1945 de onafhankelijkheid uitriep, probeerde Nederland die ‘opstand’ met veel geweld te onderdrukken door wat het eufemistisch ‘politionele acties’ noemde. Zeker 100.000 Indonesiërs kwamen daarbij om. Ook burgers werden het slachtoffer van extreem geweld. Er werd gemarteld en verkracht, huizen werden in brand gestoken, spullen vernield en gestolen, mensen werden opgesloten en geïntimideerd.
‘Uit onderzoek is gebleken dat de Nederlandse troepen zich systematisch schuldig maakten aan excessief geweld en oorlogsmisdaden. Die gebeurtenissen konden daarna niet meer worden afgedaan als incidenten of de daden van een slechts paar individuen’, zegt Hanafi Taufiq, onderzoeker aan het Koninklijk Nederlands Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV).
Vooruit kijken
Maar ondanks die geschiedenis van Nederlands geweld komen er elk jaar honderden Indonesiërs naar Nederland om te studeren of te promoveren. Aan de RUG schreven zich vorig jaar 260 in. En díe studenten willen vaak liever vooruit- dan terugkijken en laten het verleden bij voorkeur rusten.
Voor Kalvin Tandigego, masterstudent onderwijskunde aan de RUG, was het altijd al een droom om naar Nederland te komen. ‘Ik wilde de historische band ervaren tussen mijn land en het land van de windmolens’, zegt hij. ‘Ik wil Indonesië zien door de ogen van onze voormalige kolonisators.’
Ik wil Indonesië zien door de ogen van onze voormalige kolonisators
Elisabeth Simorangkir, afkomstig uit Medan op Noord-Sumatra, nam zich voor om in Nederland architectuurgeschiedenis te studeren nadat een docent van haar bachelor haar interesse wekte in het Nederlandse bouwkundige erfgoed in Indonesië.
Deze gebouwen zijn herinneringen aan de koloniale tijd, zegt ze, en dus wilde ze haar opleiding graag voortzetten in het land dat zo’n grote rol speelde in het verleden van haar voorouders. ‘Ik heb op school geleerd over de grimmige geschiedenis van onze twee landen. Maar dat is het dan ook wel, ik zie de Nederlanders niet meer als kolonisators’, zegt ze.
En dan is er nog Christopher Ryalino, een UMCG-promovendus afkomstig van Bali. Bij hem ontstond de wens om in Nederland te gaan studeren tijdens zijn eerste bezoek aan dit land, toen hij nog op de middelbare school zat. Hij logeerde bij een oom en tante die hier al dertig jaar wonen. ‘Mijn oom, die getrouwd is met een Nederlandse, vertelde me dat Indonesiërs niet meer gezien worden als buitenlanders.’
Veel goeds
Deze studenten zijn zich natuurlijk bewust van het moeizame verleden van beide naties. Maar waar veel Indonesiërs daar nog altijd mee worstelen, staan zij er anders in – mogelijk ingegeven door het feit dat hun families andere, minder gewelddadige aspecten van het kolonialisme hebben ervaren.
Kalvin Tandigego behoort bijvoorbeeld tot de Toraja, een bevolkingsgroep uit de hooglanden van Zuid-Sulawesi, waar Westerling zijn misdaden beging. Maar hij en zijn familie vinden dat hun band met de Nederlanders hen veel goeds heeft gebracht. ‘Ik heb kennisgemaakt met de Nederlandse cultuur via de aanwezigheid van de christelijke missionarissen die daar jarenlang kwamen’, legt hij uit. ‘Ze kwamen niet alleen om hun geloof te verspreiden, maar ook om ons te onderwijzen. Je kunt niet ontkennen dat we veel kunnen leren van de Nederlanders.’
We kunnen veel leren van de Nederlanders
Antonie Aris van de Loosdrecht was in 1913 de eerste Nederlandse missionaris in Toraja. Hij stond bij de bevolking bekend om zijn tolerantie en compassie. Hij omarmde lokale gebruiken, terwijl hij tegelijkertijd zijn geloof verspreidde. Hij stichtte een christelijke school in Toraja en leerde kinderen lezen en schrijven. Christelijke Torajanen herdenken zijn komst nog altijd elke tien jaar, en ze hebben een standbeeld van hem neergezet.
‘Omdat ik die band heb met de Nederlanders, voel ik me moreel verplicht om in Nederland te studeren’, zegt Kalvin. ‘Ik wil mijn kennis tot nut maken in mijn geboorteplaats.’
Hij bewondert de Nederlanders zelfs, zegt hij. ‘Ik kwam hierheen omdat ik wilde zien of het klopte wat mensen me hadden verteld over de Nederlanders. En dat was zo. Nederlanders zijn heel erg aardig. De mensen die ik op de universiteit en in de kerk heb ontmoet, hebben ervoor gezorgd dat ik me thuis voel. Ik word emotioneel als ik eraan denk.’
Stuk land
Ryalino heeft een vergelijkbaar verhaal. ‘Mijn opa aan vaders kant was vroeger arm’, zegt hij. ‘Zijn familie was hindoeïstisch, voordat de Nederlandse paters kwamen.’
De katholieke missionarissen gaven hen land in ruil voor hun bekering, en zorgden dat ze een hogere sociale status kregen. ‘Mijn opa liep in drie weken van Tuke naar Palasari. Toen hij daar aankwam, kregen hij en de andere bekeerlingen een enorm stuk land, groot genoeg om een huis te kunnen bouwen en rijst te verbouwen. Destijds konden de Nederlanders zo ongeveer alles regelen, denk ik.’
Deze actie leidde tot de stichting van de eerste katholieke kerk op Bali, de Palasari-kerk, door de Nederlandse missionaris Simon Buis in 1936. ‘Deels heb ik waarschijnlijk voor dit land gekozen vanwege mijn familiegeschiedenis’, zegt Ryalino.
Ongemak
Maar die welwillendheid ten opzichte van Nederlanders verandert soms in ongemak als het onderwerp van kolonialisme ter sprake komt in alledaagse gesprekjes.
‘Ik zie het in hun ogen’, zegt Ryalino over de typische verontschuldigende reactie van Nederlanders als ze horen dat hij Indonesisch is. ‘Dat schuldgevoel. Maar dat is nergens voor nodig. Er zijn mensen die direct geraakt zijn door de wreedheden die de Nederlanders in het verleden begaan hebben; zij mogen kwaad zijn, maar ik niet.’
Ik vond het heel lief dat ze hun excuses aanboden
De promovendus vertelt ook over de keren dat hij zich gediscrimineerd voelde omdat hij uit een ‘derdewereldland’ kwam. ‘Soms voelde het alsof ik onderschat werd, misschien omdat mijn collega’s denken dat het onderwijs in Indonesië niet zo goed is als hier? Maar ik denk dat ik wel bewezen heb dat dit niet klopt.’
Kalvin had, als enige Indonesiër in een overwegend Nederlandse klas, dezelfde ervaring. ‘90 procent van mijn klasgenoten is Nederlands en alle docenten’, zegt hij. ‘Soms spraken de docenten per ongeluk Nederlands in de les en dan begreep ik er niks van. Gelukkig waren er studenten die daar iets over gezegd hebben.’
Excuses
Al met al waarderen Indonesische studenten het warme welkom van de Nederlanders, vooral als die openlijk hun excuses aanbieden voor de kolonisatie.
‘Dat was heel memorabel’, zegt Elisabeth. ‘Ik was eerst wel verbaasd, maar ik vond het heel lief dat ze dat deden. Niet dat het nodig was trouwens, ik denk er niet meer aan.’
Kalvin ziet dit soort excuses als een oprecht teken van berouw van de Nederlanders. ‘Elke keer dat er iemand sorry zegt, is dat een geruststelling.’
Erkenning
KITLV-onderzoeker Taufiq is niet verbaasd dat de Nederlanders ongemak voelen. En terecht, vindt hij. ‘De historische en morele last moet op de kolonisators vallen, niet op de gekoloniseerden.’
De Indonesische jeugd moet op hun eigen manier kunnen omgaan met het grimmige verleden van hun land, hoe ze dat ook willen doen, zegt hij. Waar het om gaat, is dat het verleden erkend wordt. ‘Dat is essentieel om de collectieve herinneringen daaraan te bewaren. Dit biedt inzichten in wat er ten grondslag ligt aan bepaalde problemen, zoals sociale en economische ongelijkheid, en culturele dynamiek. Het helpt ons ook om de langetermijnimpact van kolonisatie te begrijpen.’
Maar een vergevingsgezinde houding betekent niet dat de geschiedenis ze niks kan schelen, benadrukt Taufiq. ‘Indonesiërs hebben over het algemeen hun eigen ideeën en inzichten over hun geschiedenis en wat er tijdens het koloniale bewind gebeurd is.’
Dit is de eerste aflevering in een serie over RUG-studenten uit voormalige Nederlandse koloniën.