Of ik haar gisteravond door elkaar had geschud, vroeg mijn vrouw een paar jaar geleden bij het ochtendlijk ontwaken. Ik begreep niet precies wat ze bedoelde. De tijd dat ik haar op elk moment van de nacht wakker mocht maken, waarna we dan als wilde beesten tekeer gingen, ligt ver achter ons, zo ver zelfs, dat ik er wel eens aan twijfel, of die tijd ooit heeft bestaan. Ik vroeg dus zo neutraal mogelijk, maar toch ook een beetje nieuwsgierig geworden: ‘Hoezo?’
Ze zei nog maar eens dat ze, net in haar eerste slaap, grondig door elkaar was geschud. Zelfs het bed bewoog heen en weer. Ik wees haar er fijntjes op dat dit onmogelijk was. Ons bed is niet zo’n wankelmoedig IKEA-dingetje, maar een robuuste houten bekisting die in de vloer en de muur verankerd staat. Er zal zwaar materieel aan te pas moeten komen, wil je het ooit van zijn plaats krijgen. ‘Heb je je het niet verbeeld?’, vroeg ik.
Later op de dag belde ze me op het werk: er was een sterke aardbeving geweest en mooi dat zíj dat gevoeld had. De Schaal van Richter, magnitude, epicentrum, ja, de hele Wikipedia werd over me uit gestort, zodat het alles bij elkaar een leerzame dag werd. ‘Dat je niets gevoeld hebt’, zei ze triomfantelijk. Nee, ik had niets gevoeld.
Woonachtig aan het Slochterdiep, richting Lageland, driehonderd meter van een gasinstallatie en aan de rand van het Groningerveld, valt er niet aan te ontkomen: we wonen in een aardbevingsgebied. Mijn vrouw is al niet meer de enige thuis die er over mee kan praten. Nog deze zomer hoorde ik in de tuin een doffe klap, alsof er ondergronds een bom tot ontploffing werd gebracht en bleek het weer raak.
Ondertussen is er overal in het gebied schade aan huizen, staan kerktorens te wankelen, trekken er scheuren in de dijken en voor wie het allemaal niet geloven wil, zijn er de beelden van vallende blikken met kapucijners in een plaatselijke supermarkt. Van een lokale kwestie is het inmiddels gepromoveerd tot een zaak van nationaal belang. Groningers proberen de actievoerder in zichzelf aan te boren (ach leefde Fré Meis nog maar), gooien putdeksels van gasleidingen in de sloot en verklaren Groningen onafhankelijk.
Boze burgers, die ‘gevangen zitten in hun eigen huis’ (als Teeven dat hoort moeten ze straks 16 euro per dag betalen). De kranten staan vol met grafiekjes die de aardgasbaten in kaart brengen. Er is al voor 500 miljard! uit de grond gehaald. En laat nou net Seth Gaaikema zijn afscheidsshow spelen en dus een uitgelezen kans hebben om dat een ‘gastronomisch bedrag’ te noemen. Zo niet, dan is er gelukkig uw eigenste columnist, de Gert Saaikema van Lageland.
Nee, er gaat niets boven Groningen, maar er zit dus wel van alles onder. Toch steekt het nog wat karig af bij de grote aardbevingen die we van de journaals kennen. Een persoonlijk drama voor deze en gene, maar nog geen echte tragedie, geen inzamelingsactie, geen gironummer. Dat moet beter kunnen.
Op een dinsdagochtend in januari vond er om 5.46 uur een heftige aardbeving plaats, waardoor tienduizenden woningen werden beschadigd, 4600 mensen werden gedood, zo’n 300.000 mensen werden dakloos en dat allemaal binnen het bestek van 20 seconden. Om de gedachten te bepalen: de provincie Groningen telt zo’n 580 duizend inwoners. Maar ja, dit gaat over de aardbeving in 1995 in het Japanse Kobe.
Onder de daklozen bevonden zich de ouders van de schrijver Haruki Murakami, die naar aanleiding daarvan zijn verhalenbundel Na de beving schreef. ‘In a world where even the ground beneath our feet can’t be relied on, imagination becomes less of a luxury and more of a duty’, schreef een recensent over dat boek. De verbeelding als plicht.
Misschien dat al vast een Groningse schrijver zich warm kan draaien, voor een roman, verhaal of toneelstuk over het wachten ‘op de grote klap’, die, als in Becketts Wachten op Godot, steeds maar niet komt, maar misschien morgen wel.
Gerrit Breeuwsma is docent psychologie Foto Reyer Boxem