‘Fantastisch nieuws! Stef Clement is vijfde geworden met een gemiddelde van 42,89 km/h, en mijn voorspelling was 42,92 km/uur!’, mailt Bert Otten zaterdagavond enthousiast vanuit Italië.
Otten is hoogleraar bewegingswetenschappen bij het UMCG en zelf fervent wielrenner. Hij berekende voor de Blancoploeg – de vroeger Raboploeg – welke fiets Stef Clement het beste kon gebruiken in de tijdrit van de Italiaanse wielerklassieker Giro.
Otten: ‘Die tijdrit is dit jaar nieuw in het parcours. Hij loopt van Gabicche Mare naar Saltara. Saltara ligt op een heuvel, de laatste 3,5 km gaan omhoog. Het is een lastig parcours omdat het heuvelachtig is én heel bochtig. Dan weet zo’n ploegleider het niet meer. Een speciale tijdritfiets moet je op rechte stukken gebruiken, niet op zo’n heuvelachtig traject. Dus moet je hier misschien toch een gewone fiets hebben.’
Gevoel laat je in de steek
Fietsfabrikant Giant heeft voor Blanco speciaal twee fietsen ontwikkeld. De Propel, dat is de gewone fiets, en de Trinity, volgens Otten de mooiste tijdritfiets op dit moment.
De Propel heeft geen ligbar en weegt ongeveer 6,8 kg. De Trinity zit boven de 9 kilo, maar is veel aerodynamischer.
Otten: ‘Je voelt wel: helling op moet je niet te zwaar zijn, door de wind moet je aerodynamisch zijn. Maar wat is nou belangrijker? Het gevoel laat je dan in de steek, er zijn teveel parameters.’
Dat blijkt ook wel uit de discussie op de Facebookpagina van de Blancoploeg: ‘Trinity or Propel? A tough choice. Robert Gesink and Steven Kruijswijk will start today’s Giro time trial on the Propel. The rest of the guys has picked the Trinity.’
Onder de foto van de twee fietsen wordt druk gediscussieerd door de kenners, de meningen zijn verdeeld.
In zo’n geval moet je dus simuleren op de computer. Je stopt alle gegevens in een model en dan zie je welke fiets wint. Otten: ‘Wij zijn de enige die dat op de juiste manier hebben gedaan. Die andere ploegen hebben ook wetenschappers, maar die zetten ze in op andere dingen, zoals inspanningsfysiologen.’
Andere ploegen doen natuurlijk ook proeven met aerodynamica met hun fietsen, maar die worden volgens Otten bijna altijd fout uitgevoerd. ‘Ze betalen gewoon een windtunnel om te meten, maar dat stelt niks voor. Dan moet je stil op je fiets zitten, want als je gaat bewegen, worden je benen een eierklutser. En dat verstoort alles. Daar heb je dus niks aan.’
Wat moet je dan wel doen? Gewoon fietsen en meten. ‘Dat doet de Blancoploeg perfect, die gaan naar de wielerbaan in Apeldoorn, gewoon rondjes rijden en uitmiddelen. En dan in verschillende houdingen met verschillende fietsen. Het vermogen wordt gemeten in de trapas, ik krijg al die files met gegevens, ik weet de snelheid, dan kan ik de aerodynamica uitrekenen.’
Hand in het vuur
Voor deze nieuwe etappe van de Giro heeft een van de koersleiders, die ex-wielrenner is, een week eerder de route gereden met een GPS die elke seconde de hoogte meet en de x-en y-coordinaten, vertelt Otten.
‘Dus ik ken dat parcours heel precies, met alle bochten. Ik heb vervolgens software geschreven om door die bochten een curve te trekken, want ik ken de kritische hoek van de renners, het zijn beroeps, dus die weten precies wanneer ze gaan glijden. Als het regent staan ze bijvoorbeeld iets meer recht op. En als ze van een helling komen, moeten ze inremmen, dat kost tijd. Daarna moeten ze weer optrekken. Dat heb ik dus allemaal nagedaan, met alle windrichtingen en windsterktes.’
Uit zijn berekeningen kwam een duidelijke conclusie: de Trinity is de beste keuze voor de echte tijdrijders. Het verschil is zo groot, daar durft hij zijn hand voor in het vuur te steken. ‘Het hangt van de wind af, maar gemiddeld praat je over 20 tot 22 seconden, dat zijn dus vijf, zes plaatsen. Dat kan het verschil zijn tussen eerste worden of vijfde.’
Hij is helemaal overtuigd van de juistheid van zijn simulatie, maar er kunnen altijd onverwachte dingen gebeuren. ‘Er staat bijvoorbeeld bijna nooit westenwind, maar het gebied kent bomen en die houden de wind tegen. Dat stoort mijn simulatie. En als een motorfiets te dicht voor een renner rijdt, heeft hij voordeel van de luchtwervelingen, dat gebeurt al als hij 30 meter achter de motor zit. Dat kan ik niet in mijn model stoppen!’
Volgens de simulatie van Otten had Stef Clement op de Propel 22 seconden verloren. ‘Dat zegt iets over de simulatie, maar er moet ook wat geluk bij zitten, want er zijn nog wat onbekende variabelen, zoals de vorm van de dag. Stef was zelf erg tevreden. In het geweld van goede tijdrijders heeft Stef een fantastische prestatie geleverd! Er waren ook renners met de verkeerde fiets voor dit parcours. Als Stef de Propel had gereden, was hij tiende geworden, net voor Gesink. Heeft Gesink een verkeerde keuze gemaakt, vraag je je dan af.’