‘Ik wil niet zijn zoals iedereen’, zegt de reformatorisch opgevoede Machteld. ‘Zonder God, leven voor een carrière, alleen denken aan jezelf: als ík het maar maak, als míjn naam maar herinnerd wordt. Stel dat je zou falen, waar heb je dan voor geleefd? Wat heb je dan na dit leven?’
Machteld wil leven om God te eren en afhankelijk van hem te leven. En bepaalde dingen die andere mensen belangrijk vinden, passen daar nou eenmaal niet bij. ‘Als ik voor de hemelpoort sta, gaat Hij me heus niet vragen of ik wel eens van Matthijs van Nieuwekerk of zo heb gehoord. Het gaat erom wat ik met de naam van God heb gedaan.’
God is aanwezig in Machtelds leven van het moment dat ze wakker wordt en in de Bijbel leest, tot het moment dat ze gaat slapen en God bedankt voor de voorbije dag. Hij is belangrijkst. Belangrijker dan bijvoorbeeld haar vriend. En ze wil dat het andersom hetzelfde is.
Machteld: ‘Ik wil ook dat God het belangrijkste is in zíjn leven. Als hij mij nummer één zou maken, zou ik het uitmaken, denk ik. Ik wil met iemand trouwen die met hetzelfde doel leeft als ik.’
In de tweede week van de master, stuurde Machteld een e-mail naar haar vriendinnen. Daarin stonden vijftig dingen die ze de afgelopen weken had gehoord, maar waarvan ze geen idee had waar het over ging. ” Als iemand wel iets weet, hoor ik het wel”, zei ik. Ik kreeg allemaal mailtjes terug met ‘huh’ en ‘nee nog nooit van gehoord. Ik ben dus heus niet de enige hoor’, lacht de studente.
De journalistiek
Past de journalistiek wel bij haar? Daarover heeft ze zelf ook getwijfeld. ‘Ik wil niet iemand zijn die op de voorgrond treedt of ten koste van andere mensen carrière maakt. Het was fijn dat ik toegelaten werd tot de master door een selectieprocedure. Ik hoefde de beslissing niet zelf te maken, maar kon me inschrijven en de keuze bij God leggen. Dat ik toegelaten ben, is voor mij een teken dat God me hier wil hebben en ik zijn hulp kan verwachten. Dat geeft rust.’
Tijdens haar bachelor Nederlands liep ze stage bij het Reformatorisch Dagblad. Daar kwam ze erachter dat er verschillende vormen van journalistiek zijn. ‘Een meer integere manier, met meer respect voor God en de medemens’, noemt ze het. ‘Als ik die stage niet had gehad, denk dat ik de hoop om ooit werk te vinden in de journalistiek al had opgegeven. Dat harde past gewoon niet bij me.’
Ze gebruikt een vergelijking om het uit te leggen. ‘Als ik in de trein naar mijn ouders in Brabant zit en mijn moeder belt en vraagt wat ik doe, zeg ik: “Ik zit in de trein en ben op weg naar huis.” Als iemand achter mij hetzelfde zou vragen, dan zou ik zeggen dat ik de Spits aan het lezen ben. Zo zie ik het geloof ook. Ik ben op weg naar wat God voor mij bedacht heeft en ondertussen word ik misschien wel een goede journalist.’