• Breeuwsma

    Geluk

    In zijn beroemde studie Overvloed en onbehagen schets de historicus Simon Schama een beeld van onze Gouden Eeuw. Een van de hoofdstukken is getiteld In de Republiek der Kinderen en gaat over de grote aandacht die Nederlandse ouders hebben voor hun kroost. Ze mogen veel en worden bij alles betrokken. Ouders zijn bovendien relatief mild ten aanzien van hun tekortkomingen (lijfstraffen hebben nooit hoog in aanzien gestaan). Schama illustreert dit met de vele genretaferelen van schilders als Jan Steen, waarin kinderen, op een veelal vrijmoedige manier, figureren.

    Het was iets wat buitenlanders trouwens ook opviel als ze ons land bezochten. Naast de properheid van de Nederlandse huisvrouw, altijd in de weer om haar stoepje schoon te schrobben, sprong de vrijheid die kinderen hadden in het oog.

    Of we met de properheid nog steeds hoge ogen gooien, durf ik te betwijfelen, maar met de aandacht voor kinderen is het sindsdien alleen maar bergopwaarts gegaan. Overal ter wereld zijn de leefcondities van kinderen verbeterd, maar in Nederland hebben kinderen altijd zelf een grote stem gehad in de bepaling van die condities. In het Nederlandse gezin staat autoriteit niet erg hoog aangeschreven en in sommige opzichten zijn Nederlanders min of meer collectief anti-autoritair.

    De Nederlandse socioloog Abram de Swaan meent dat het Nederlandse gezin al een tijdje gedomineerd wordt door wat hij een onderhandelingshuishouding noemt (als tegenstelling van een bevelshuishouding). Je zou kunnen zeggen dat er in het Nederlandse gezin al gepolderd werd voor de politiek het uitvond.

    Dat heeft natuurlijk zijn keerzijde en het geklaag over Nederlandse kinderen is dan ook niet van de lucht. Ze zijn onbeleefd, brutaal, vragen veel aandacht en passen zich zelden aan de behoeften van volwassenen aan. Het is allemaal niet onwaar, maar het is ook wat we paradoxaal genoeg juist waarderen aan kinderen. Het liefst hebben we een beetje een Pietje Bel- of Pipi Langkousachtig kind en niet een brave diender (alleen het brutale kind van anderen kunnen we soms niet uitstaan).

    In een recente studie van Unicef is dit beeld nog eens bevestigd. Nergens, zo lezen we in het onderzoeksrapport, zijn kinderen zo gelukkig als in Nederland. Dat is mooi, al is het natuurlijk moeilijk om zoiets als ‘geluk’ in een hard cijfer te vangen. Dat begrijpen ze bij Unicef ook wel en zij hebben dan ook concrete gebieden, als gezondheid en veiligheid, onderwijs en materiële welstand onderzocht. Op dat laatste scoren we relatief het laagst, maar hoog scoren we daarentegen bij de omgang tussen gezinsleden.

    Het warme gezin is kennelijk een constante in onze cultuur. De hoogste score halen Nederlandse kinderen echter op subjectief welzijn: onze kinderen vinden van alle kinderen zelf ook het sterkst dat ze het goed hebben.

    Bij zoveel optimisme, vraag je je dan natuurlijk onwillekeurig af hoe het er met de levensstandaard in de eigen huiselijke kring voorstaat.

    Dus ik op zondagochtend in de weer met een overdadig ontbijt: luxe broodjes, paasbrood (we hadden weer eens te ruim ingekocht, maar spijs blijft maanden goed), geperste sinaasappels, gekookte eitjes (zacht, maar niet snotterig, precies zo als de heren het blieven), enzovoort. Of alles naar wens was, vroeg ik voorzichtig. Ze lieten me even in spanning, maar gaven toen ruimhartig toe dat het hen aan niets ontbrak.

    Nou, gelukkig maar.

     

    Gerrit Breeuwsma is docent psychologie

    Foto Reyer Boxem