• Breeuwsma

    Standbeeld

    Al dagen zit ik met een ongemakkelijk gevoel over de zaak rond het Turks-Nederlandse jongetje Yunus en zijn lesbische pleegouders. De commotie die er vanuit Turkije losbarstte was niet bepaald smakelijk, de roep om bemoeienis van de Turkse overheid idem dito. Maar de felle bewoordingen waarmee elke inmenging werd afgewezen, zat me evenmin lekker.

    Dat er van een cultuurclash sprake is, lijkt duidelijk. ‘Holland blijf van onze kinderen af’, werd er van Turkse kant geroepen. Minister Asscher op zijn beurt noemde de Turkse bemoeienis ‘aanmatigend’ en vindt de pleegmoeders juist ‘bewonderenswaardig’, terwijl de werkwijze van jeugdzorg als ‘zeer zorgvuldig’ werd bestempeld.

    Bovendien meende menig commentator dat de homoseksualiteit van de pleegmoeders er niet toe deed, evenmin als ras en religie. Het ging om liefde en zorg en die konden deze moeders bieden. Een standbeeld verdienen ze.

    Zo doen we dat in Nederland, las ik ergens en daar heeft niemand zich mee te bemoeien. Enkele politici zagen er een bewijs in dat Turkije niet klaar is voor toetreding tot de Europese Unie. Dat vonden ze natuurlijk al, maar fijn dat zo’n jongen dat nog eens onderstreept (Yunus bedankt!)

    Ik raakte er wat van in de war. Want moet ik nu concluderen dat heel Nederland het lesbische ouderschap een warm hart toedraagt? Dat we als één man achter onze voortreffelijke Jeugdzorg staan? Dat is toch wel eens anders geweest?

    Nog meer in de war raakte ik door het onderduiken van de moeders. Maar ik niet alleen, want al gauw triggerde het de associaties met Jodenhaat, Anne Frank en Holocaust.

    Zelf moest ik eerlijk gezegd ook wel een beetje aan de oorlog denken naar aanleiding van de affaire. Toen Joodse kinderen aan het eind van de oorlog terugkwamen uit de onderduik en de kampen, ontstond er getouwtrek over wie de kinderen nu verder moesten opvoeden.

    Sommige religieuze onderduikouders hadden moeite de kinderen los te laten en veel Nederlanders waren van mening dat ze beter uit waren in een Nederlands gezin dan bij hun Joodse verwanten. Joodse ouders werden door maatschappelijk werkers ongeschikt geacht voor het ouderschap, met ronduit antisemitische argumenten.

    De overheid ondersteunde dat door met een wetsontwerp te komen dat Joodse ouders die hun kind hadden laten onderduiken uit de ouderlijke macht te ontzetten. Zo deden we dat in Nederland. Lees er de boeken van Elma Verhey (Om het joodse kind, 1991; Kind van de rekening, 2005) maar op na.

    Ik weet het, de oorlog, het is net de bijbel; voor elke mening, een bewijs.

    De definitieve uithuisplaatsing van Yunus toen hij pas 4 maanden oud was vond ik nogal rigoureus, maar de biologische ouders waren volstrekt incapabel en mishandelden de baby tot botbreuk aan toe, zo papegaaide iedereen Jeugdzorg na.

    Inmiddels is echter duidelijk dat Bureau Jeugdzorg heel wat steken heeft laten vallen: verkeerde en achtergehouden informatie, nalatig en onzorgvuldig (hèhè, zo kennen we Jeudgzorg weer). De rechter constateerde al in 2007 dat er geen enkel bewijs was voor de botbreuk door mishandeling, evenmin als voor de andere beschuldigingen.

    Dat standbeeld, daar horen we vast nooit meer iets over.

     

    Gerrit Breeuwsma is docent psychologie

    Foto Reyer Boxem

    25 maart 2013