Eigenzinnig Groningen gaf burgers een kans

Zeventiende-eeuws Groningen werd niet beheerst door een kleine groep elitefamilies, zoals historici altijd dachten. Gewone burgers hadden alle kans om mee te doen met het bestuur en zelfs een post te krijgen in Den Haag, zegt Marike Peterzon.

Het was een lastige, eigenzinnige stad, dat Groningen van de zeventiende eeuw. De bestuurders voelden zich niet betrokken bij de Republiek en dat was logisch. De katholieke stad was in 1594 immers met geweld gedwongen zich aan te sluiten bij de protestantse aanhang van Maurits van Oranje. De machthebbers vanuit Den Haag vertrouwden de stad dus voor geen cent. Maar de situatie bood kansen voor een hele nieuwe groep burgers, denkt historica Marike Peterzon.

Bestuurlijke elite

Donderdag promoveerde ze op een onderzoek naar de bestuurlijke elite van Groningen. Ze wilde daarbij weten of er inderdaad sprake was van een kliek die via erfopvolging de baantjes als burgemeester, gezworene, raadsheer of kluftmeester bezette. Dat is het beeld dat bestaat voor Holland, maar kun je dat zomaar doortrekken naar Groningen?

groningen1572Gezicht op Groningen, 1572. Gekleurde kopergravure uit de stedenatlas van Georg Braun en Franz Hogenberg

Peterzon denkt van niet. ‘Voor een deel komt dat omdat er gewoon niet genoeg mensen waren’, vertelt ze. Daarvoor analyseerde ze de families van de leden van het stadsbestuur of de zogenaamde sworene meente – een voorloper van de gemeenteraad. ‘Er gingen echt ontzettend veel kinderen dood’, vertelt ze. ‘Maar ongeveer de helft werd volwassen. En om een echte patrimonial state te hebben, moet zo’n bestuurder maar net een zoon hebben die hem kan opvolgen.’

Revolutie

Daarnaast zorgde de aansluiting bij de Republiek voor een kleine revolutie in het stadsbestuur. De rooms-katholieke burgemeesters en gezworenen moesten het veld ruimen en de stadhouder kreeg het recht om voortaan de stadsbestuurders te benoemen. Protestanten natuurlijk, die hij wel vertrouwde. Maar hij pakte dat slim aan, zegt Peterzon. ‘Willem Lodewijk had wel door dat je niet op conflict moest aansturen en dus benoemde hij geen mensen die niet goed lagen. In plaats daarvan koos hij voor mensen die in het belang van de Republiek dachten, maar ook voor draagvlak in de stad konden zorgen.’

Deze mensen hadden bovendien de kans om door te stromen naar andere en meer prestigieuze functies, zoals afgevaardigde naar de Staten Generaal. Ze vormden de verbinding tussen Groningen en de Republiek, en fungeerden zo als social brokers, zegt Peterzon. ‘En dat is belangrijk voor de geweldloze vorming van een staat.’

Invloedrijke families

Natuurlijk waren er wel degelijk invloedrijke families die veel te vertellen hadden. De familie Horenken – ooit bierbrouwers, maar in de zeventiende eeuw fulltime bestuurders – had beslist meer in de melk te brokkelen dan de meeste andere families. Maar hun rol was kleiner dan gedacht en de mogelijkheid voor gewone burgers om mee te besturen was groot.

statengeneraal1651Vergadering van de Staten Generaal, 1651

Neem de familie van Wicher Frone – een typische familie van social brokers. ‘Wicher was een vermogende wijnhandelaar uit de gezworene meente. Van zijn zes kinderen werden alleen zijn dochters Margrieta en Aaltje volwassen. Margrieta trouwde met haar neef Pieter Pott die ook gezworene wordt en later raadsheer. Maar zíjn zoon Wicher wordt afgevaardigde naar de Staten Generaal. Zo zie je dat in twee generaties een onbekende familie het tot in Den Haag schopt. En dat was geen incident.’

In het gareel

Deze ontwikkelingen samen zorgden ervoor dat de stad stukje bij beetje meer deel ging uitmaken van de Republiek der Verenigde Nederlanden. ‘In het begin van de zeventiende eeuw werden er nog regelmatig troepen naar Groningen gestuurd om de stad in het gareel te dwingen’, zegt Peterzon. ‘Belastingen waren bijvoorbeeld vaak een twistpunt: de stad wilde ze best heffen, maar wilde dan ook beslissen waar het geld aan besteed werd. En natuurlijk waren er regelmatig twisten met de Ommelanden die door Haagse commissies moesten worden gesust.’

Maar halverwege de zeventiende eeuw had de stad zich geschikt. En dat was ook de tijd waarin de stad, na jaren zeuren, definitief het recht van ‘vrije keur’ weer terugkreeg: ze mochten hun eigen vertegenwoordigers weer kiezen.

Hoe het afliep met de rooms-katholieke elite die het veld moest ruimen, weet Peterzon nog niet. Mogelijk waren ze niet erg verknocht aan hun geloof en werden ze protestant. Ze kent ook voorbeelden waarin de dochter van een katholieke burgemeester trouwt met een protestantse bestuurder van na 1594. ‘Maar precies weet ik dat niet. Maar ik wil dat zeker nog een keertje precies uitzoeken.’

25-01-2016