Overal is bier
Voordat ze psychologie ging studeren, had ze een ander leven. Madelon van Hemel werkte zes jaar als jongerenwerker op straat. En steeds vaker vroeg ze zich af: hoe komt het dat de één graag drinkt en blowt, maar de ander daar helemaal niet mee bezig is? Hoe komt het dat als je twintig jaar verder bent, de één zijn leven op orde heeft met huis, baan en hond, terwijl de ander in de goot is beland?
De vraag bleef bij haar tijdens haar studie psychologie en dook weer op bij haar masterthese. Het had iets te maken met onbewuste processen in de hersenen, automatisch gedrag dus, vermoedde ze. Maar hoe zat dat precies? En kun je er ook iets aan doen?
Nu – een psychologiestudie, een mastertitel en een promotietraject verder – is ze een stuk dichter bij het antwoord. Jongeren die veel drinken of blowen, blijken namelijk super gevoelig voor beloningen in het algemeen, ontdekte ze na analyse van de gegevens van 750 jongeren die gevolgd werden in de Trailsstudie.
Goed gedaan
En dat is interessant, want het was al bekend dat verslavingen inwerken op de beloningscentra van de hersenen. Een biertje, een snuif, ze geven de gebruiker een prettig gevoel dat hoort bij ‘je hebt het goed gedaan’. Nu blijkt dat die gevoeligheid er al is voor er echt sprake is van verslaving.
‘Drie jaar later heb ik die groep nog eens bekeken’, vertelt Van Hemel. ‘Toen bleek dat degenen die in de tussentijd over waren gestapt op harddrugs ook sneller meer gebruikten dan de andere jongeren.’
Ofwel: ze was iets op het spoor.
‘Als je wilt afvallen, zie je iedereen ijsjes eten’
Nu zou je kunnen denken: logisch. Die jongeren dronken immers al. Tuurlijk willen ze graag beloond worden. Maar de computertestjes die ze moesten maken, hadden weinig te maken met drank of drugs. ‘Ze deden een taakje waarbij ze zo snel mogelijk een toets moesten indrukken als er een blokje in beeld kwam. Daarmee konden ze punten verdienen. Maar eerst zagen ze een pijltje dat aangaf waar het blokje waarschijnlijk zou opduiken.’
Hun ‘beloning’ was dus volstrekt virtueel. Toch bleken de jongeren die dronken of blowden zich veel sterker te focussen op het deel van het scherm waar het blokje zou verschijnen. Ofwel: ‘Ze zijn sterk op zoek naar iets dat hun beloningssysteem voedt’, concludeert Van Hemel.
Aandacht voor bier
Nu ze de basis gelegd had, schakelde Van Hemel over naar het volgende deel van haar onderzoek. Deze keer wilde ze weten of verslaafde jongeren werden afgeleid als er alcohol of drugs in de buurt waren. ‘Ze kregen twee plaatjes te zien die sterk op elkaar leken: bijvoorbeeld een glas bier – te herkennen aan de schuimkraag – en een glas Fanta.’
Vervolgens verscheen er een pijltje onder een van beide en moest de proefpersoon datzelfde pijltje intoetsen op zijn toetsenbord. Wat bleek? Verslaafde jongeren deden er verhoudingsgewijs langer over om het pijltje onder de Fanta te spotten dan dat onder het bier. ‘Hun aandacht werd automatisch naar het bier getrokken’, legt Van Hemel uit, ‘waardoor ze slechter scoorden op de test.’
Dat betekent dat hun aandacht zo sterk wordt getrokken door het bier, dat het hun bewuste controle in de weg zit.
En wat Van Hemel vooral schokkend vond: jongeren die al een behoorlijke tijd onder behandeling waren, scoorden precies hetzelfde als aan het begin van hun traject. Wil dat zeggen dat de behandeling totaal geen effect heeft?
Cognitieve capaciteiten
Natuurlijk niet, haast Van Hemel zich te zeggen. Jongeren zijn per definitie al een moeilijke groep om te helpen en vaak nauwelijks gemotiveerd voor hun behandeling. Zo geschokt hoef je nu ook weer niet te zijn, als je merkt dat hun behandeling niet op rolletjes loopt.
Zelfs bij behandelingen die aanvankelijk wel succesvol zijn, omdat de verslaafde gemotiveerd is, is de kans op terugval groot. ‘Het gaat een tijdje goed, maar het kost veel bewuste controle’, weet ze. ‘Als je wilt afvallen, zie je iedereen ijsjes eten. Het negeren van die trigger kost veel moeite en na een tijdje zijn je cognitieve capaciteiten uitgeput. Als er dan iets misgaat – je verliest je baan bijvoorbeeld, of het gaat slecht op school – dan val je terug.’
Het wil echter wel zeggen dat er nog verbetering mogelijk is. Bijvoorbeeld door te proberen juist die automatische hersenprocessen aan te pakken die deze jongeren zo verslavingsgevoelig maken. Als je ervoor kunt zorgen dat ze wat minder aandacht hebben voor dat biertje of die joint in hun omgeving, zijn ze minder snel uitgeput en heeft de behandeling mogelijk meer succes.
Nieuwe routes
Van Hemel is dus blij dat ze na het zojuist afgeronde onderzoek alweer een nieuwe onderzoeksubsidie binnensleepte om juist die gedachte verder uit te werken.
In het voorjaar gaat ze daarom verslaafden trainen om hun aandacht op andere dingen te richten met – alweer – een computerprogramma. ‘Ze krijgen dan een hele mix van bewegende plaatjes te zien op hun beeldscherm. Maar de opdracht is dan om bewust de alcohol te vermijden’, zegt ze. Door elke dag tien minuten te oefenen, hoopt ze dat het mogelijk is om nieuwe ‘routes’ aan te leggen in de hersenen.
Ze beseft dat het niet de oplossing zal zijn voor het verslavingsprobleem. Daarvoor is het te complex. Maar stel dat het ook maar een beetje helpt, dan heeft ze toch maar mooi een bijdrage geleverd. ‘Dat hoop je natuurlijk altijd.’