Een reis naar de toekomst
In het werkcollege over de geschiedenis van de middeleeuwen keken mijn medestudenten – stuk voor stuk geboren en getogen Nederlanders, en allemaal jonger dan ik – gebiologeerd naar de schilderijen, waarin verschillende aspecten van het dagelijks leven van de Europeaan van eeuwen geleden in alle details en kleuren is afgebeeld.
Dat was voor hen een ver verleden. Als de docente vervolgens een uitleg gaf en vragen begon te stellen, kwam iedereen in beweging. Er werd gepraat, er werden notities gemaakt, er werd gegoogeld…
Maar op mij had het een ander effect. Ik zag en voelde mezelf in die schilderijen; dat leven van eeuwen geleden had ik namelijk zelf net tot een decennium daarvoor aan den lijve ondervonden. En ook nu nog is dat leven aan de orde van de dag in de dorpen van Kunduz, waar ik geboren was, in het grensgebied tussen Pakistan en Afghanistan, waar ik mijn tienerjaren had doorgebracht, en zelfs in ‘internationale’ steden als Kabul en Karachi, waar ik gewerkt heb.
Daar heeft zelden iemand een achternaam, velen hebben geen flauw idee in welk jaar ze geboren zijn, angst voor niet-bestaande wezens zoals goden, engelen, djinns enzovoort is op een misselijkmakende wijze alomtegenwoordig, de talen kennen geen equivalenten van begrippen als ‘bestaansrecht’ en ‘minimumloon’, en in brand steken, lynchen en doodschieten van mensen die beschuldigd zijn van blasfemie is de normaalste zaak van de wereld.
Daar had ik ooit een westerse journaliste naar een dorp begeleid. Ze moest een lange zwarte boerka dragen en mocht alleen de Dari woorden gebruiken die ze geleerd had. Op het moment dat we alleen waren, flapte ze eruit: ‘Ik voel me alsof ik in de middeleeuwen ben beland.’
Destijds had ik geen idee wat ze met de middeleeuwen bedoelde; ik had dat woord nooit gehoord, precies zoals de Europese middeleeuwer ook niet wist dat hij in de middeleeuwen leefde.
En ongeveer zes jaar later zat ik in het werkcollege over de geschiedenis van de middeleeuwen. Vlak voor het einde van het college zei de docente: ‘Ik heb vandaag van de RUG een kerstpakket gekregen. Ik stel een vraag en degene die het snelst het juiste antwoord geeft, krijgt het pakket.’ Het enthousiasme dat ze hiermee ontketende, schudde mij wakker uit mijn geschiedenisdroom. Ze toonde de mooie tas van het kerstpakket – van de inhoud was alleen een fles goed te zien. Dan stelde ze de vraag:
‘Hoe heet het belangrijkste feest van de middeleeuwen?’
‘Het belangrijkste feest van de mi…’ schreef het meisje aan mijn linkerzijde in haar notitieblok. Ze schreef bijna alles op wat in de klas werd gezegd.
‘Wat is het belangrijkste feest van de mi…’ googelde de jongen aan mijn rechterzijde op zijn laptop. Hij googelde bijna alle vragen in de klas.
‘Pasen!’ riep een jongen in de rij voor ons. Hij kreeg het kerstpakket. En ik dacht dat ik echt een reis had gemaakt van de middeleeuwen naar een verre toekomst. De enkele jaren waarin ik op de koranschool had gezeten, herinner ik me als de dag van vandaag. Onze middeleeuwse docenten daar stelden geen vragen over wat wij wisten, maar over wat wij niet wisten. En de docent kwam nooit naar de klas met een suikerfeestpakket, maar met een geselroede.