Schatten uit het Noorden 5
In Aduard ontstond het klassieke onderwijs
Nee, je ziet er niet veel meer van terug. Wie nu het dorpje Aduard binnenrijdt ziet vooral moderne huizen. Pas in het hart van het dorpje – in de Burgemeester Seinenstraat – sta je plotseling voor een imposante gevel met spitsbogen, opgetrokken uit dertiende-eeuwse kloostermoppen.
Dit is het allerlaatste zichtbare overblijfsel van wat ooit het grootste en belangrijkste klooster was van de Nederlanden en bovendien een die zich kon meten met de grootsten van Europa: klooster Aduard. Een complex dat zo’n honderd monniken herbergde, meer dan tien ‘voorwerken’ – oftewel boerderijen die werden gerund door honderden lekenbroeders – en héél veel grond. Toen de Reformatie een einde maakte aan het klooster, had het ruim 5000 hectare in haar bezit.
Dat enorme complex ligt nu begraven onder de huizen van het dorp. Wat er nog wel is, is één gebouw: de voormalige ziekenzaal die sinds de hervorming ingericht is als protestantse kerk.
Virtual reality
Toch is het de moeite waard om eens een kijkje te nemen. Want niet alleen is er een museumpje met wisselexposities over het kloosterleven in de middeleeuwen, maar het museum heeft ook een virtual reality-app ontwikkeld, waarmee je al lopend door het dorp kunt zien hoe het klooster er in zijn glorietijd heeft uitgezien.
Als je een geleerd persoon zocht in het noorden, moest je in het klooster Aduard zijn
En dat moet behoorlijk imposant geweest zijn, zegt classicus Adrie van der Laan. ‘De enige afbeelding die we hebben is een gravure van de stad Groningen, waarop je dan in de verte de kloosterkerk kunt zien. Zo groot was die dus, bepalend voor de skyline.’
Toch is dat niet waarom Van der Laan geïnteresseerd is in het klooster. Belangrijker is wat er tegen het einde van de vijftiende eeuw gebeurde, toen een los-vaste groep van geleerde mannen op uitnodiging van abt Hendrik van Rees er samenkwam in de Aduarder Kring. De eerste humanisten ten noorden van de Alpen legden er de fundamenten voor niet alleen de Groningse universiteit, maar ook voor de manier waarop we ook nu nog denken over het onderwijs. ‘Als je in die tijd een geleerd persoon zocht in het noorden, dan moest je in het klooster Aduard zijn’, zegt Van der Laan.
Klooster Aduard
Het klooster Aduard werd gesticht in 1192. Het klooster behoorde tot de orde van de cisterciënzers en was gewijd aan de heilige Bernard van Clairvaux. In zijn bloeitijd was het een van de grootste abdijen in Europa.
Van het klooster zelf is helaas weinig overgebleven, maar de voormalige ziekenzaal – in gebruik als protestantse kerk – staat nog altijd overeind en is met een rondleiding te bezoeken.
Het kloostermuseum is gevestigd in een van de oudste huizen van Aduard – het werd gebouwd rond 1600. Achter het museum is een theetuin ingericht.
Rudolf Agricola
Onder de deelnemers vond je mannen uit het hele Noorden, van Deventer tot Oost-Friesland. Onder hen intellectuele zwaargewichten als Wessel Gansfort en Rudolf Agricola. Vooral de laatste, in 1443 geboren als Roelof Huesman in het Groningse Baflo, is van belang. ‘Hij is de grondlegger van het humanisme in Noord-Europa’, weet Van der Laan. ‘Hij had gestudeerd in Italië en vervolgens een enorm netwerk opgebouwd. Hij was een van de eersten die het klassieke Grieks beheerste ten noorden van de Alpen en een enorm inspirerend figuur.’
Zelfs Erasmus – de humanist der humanisten – was een groot bewonderaar van Agricola. Hij zag hem als tiener toen Agricola op bezoek was bij kringgenoot Alexander Hegius op de Latijnse school in Deventer, en dat heeft enorme indruk op hem gemaakt. ‘Erasmus heeft later alle werken van Agricola laten verzamelen en uitgeven.’
En daar, in het cisterciënzer klooster, ‘een intellectueel ingestelde orde’, waar je vanaf de Martinitoren in twee uur naartoe kon lopen, schreven Agricola en de andere leden van de Aduarder Kring de vroegste geschiedenis van het humanisme in Nederland.
‘Ze hielden dan een soort mondelinge voordracht’, zegt Van der Laan, ‘en daar gingen ze vervolgens met elkaar over in gesprek. De samenstelling van de groep was wisselend, ze waren natuurlijk niet allemaal altijd aanwezig, maar ik denk dat het tussen de vijf en twintig mensen zullen zijn geweest.’
Latijn
Denk niet, zegt Van der Laan, dat het minder belangrijk was, omdat de groep betrekkelijk klein was. ‘Tegenwoordig zijn we gewend te denken in kwantiteit, maar dat deden ze vroeger niet, zeker niet in die tijd. Dit ging om de passie en kennis van de betrokkenen.’
De humanisten wilden het klassieke Latijn terugbrengen omdat het juist en precies is
Het belangrijkste onderwerp voor de vroege humanisten was taal: Latijn. Een onderwerp dat moderner en actueler is dan je op het eerste gezicht zou denken. ‘De humanisten wilden het klassieke Latijn van Cicero en Quintilianus weer terugbrengen’, legt Van der Laan uit. ‘Niet zozeer omdat het mooi is, maar vooral omdat het juist en precies is.’
In de tijd van Agricola werd weliswaar overal Latijn gesproken – het was de internationale voertaal van geschoolde mensen, zoals het Engels nu – ‘maar de humanisten vonden dat het geperverteerd was. Mensen hadden niet meer de woordenschat om precies onder woorden te brengen wat ze bedoelden.’
In het middeleeuws Latijn was er bijvoorbeeld nauwelijks nog onderscheid tussen een woord als ‘passim’ of ‘ubique’. Beide betekenen ‘overal’, maar ‘ubique’ impliceert een grotere dichtheid dan ‘passim’, zoals in een weiland met overal koeien waar de grasdichtheid hoger is dan de koedichtheid.
Beschaving
En ja, dat was een issue. ‘Voor humanisten ging het om drie pijlers die met elkaar samenhingen: taal, moraal en onderwijs. Het vermogen om zo precies en boeiend mogelijk onder woorden te kunnen brengen wat er in je hoofd omgaat, is het fundament van de beschaving, vonden ze’, zegt Van der Laan.
Een ‘echt mens’, stelden humanisten als Agricola, is een beschaafd mens. ‘Een mens dus, waaraan geschaafd is. Iemand die is onderwezen en gevormd in taal, moraal en ethiek.’
In een samenleving moet je goed onder woorden kunnen brengen wat er in je hoofd zit
Dat tweede deel, dat mensen ‘fatsoenlijk’ moeten zijn en zich goed gedragen naar andere mensen, omdat dat beter is voor de samenleving en dus voor iedereen, dat is wat de meeste mensen onthouden hebben van de vroege humanisten.
Maar alles staat of valt met taal en het juiste gebruik daarvan. Wil je complexe onderwerpen kunnen bespreken, dan heb je daarvoor een precieze kennis van de taal nodig. Dat ontbrak in de late middeleeuwen volgens de humanisten en, zegt Van der Laan, en dat ontbreekt nu weer met het Engels. ‘We kunnen wel net doen alsof iedereen fantastisch vloeiend Engels spreekt, maar dat is gewoon niet zo. Mijn Engels is helemaal niet slecht, maar mijn Nederlands is veel beter.’
Taalbeheersing
De ideeën van humanisten als Agricola en Erasmus verspreidden zich snel in de decennia die volgden en nestelden zich diep in de manier waarop eeuwenlang is gedacht over onderwijs. Niet voor niets wordt Agricola gezien als een van de grondleggers van de Groningse universiteit – die overigens pas 129 jaar na zijn dood in 1485 werd gesticht.
Onderwijs moet beschaven en taal is daarvoor een belangrijke pijler. En dus investeerden Latijnse scholen en de latere gymnasia zwaar in de beheersing van dat Latijn. Maar nu is dat besef een beetje zoekgeraakt, denkt Van der Laan.
Hij is niet tegen internationalisering, maar vindt wel dat het onderwijs dan ook meer moet inzetten op taalbeheersing. ‘Het is prima dat je in één taal communiceert, maar je mag toch verwachten dat je een minimumgrens stelt aan de kwaliteit? Waarom komt dat nooit aan de orde? Om met elkaar te kunnen functioneren in een samenleving, hoef je niet allemaal hetzelfde te vinden. Maar je moet wel goed onder woorden kunnen brengen wat er in je hoofd zit.’
En Agricola? Die liet Groningen in 1484 achter zich, om zich in Heidelberg te wijden aan de studie van het Hebreeuws. Hij overleed daar een jaar later. Dat markeerde ook het einde van de bloei van de Aduarder Kring.
Het klooster zelf werd ingenomen door Staatse troepen in 1580 en grotendeels verwoest. De laatste abt, Willem van Emmen, nam zijn intrek in het Blauwe Huis aan de Munnekeholm, waar Aduarder monniken zich konden verschuilen in tijden van nood. Hij liet het pand na als gasthuis voor acht oude ‘schamele’ vrouwen, die er gratis konden wonen. In 1775 werd het herbouwd. Het Aduarder Gasthuis bestaat nog steeds en is in gebruik als studentenhuisvesting.