De lente achterna: De bonte vliegenvanger als klimaatvluchteling
De lente begint steeds eerder, waardoor trekvogels zoals de bonte vliegenvanger in Nederland het rupsenfeestmaal mislopen. Koosje Lamers onderzoekt of ze geholpen zijn met een verhuizing naar een land met een latere lente.
Een wit busje rijdt de Zweedse grens over met een opmerkelijke lading. Nee, geen illegale middelen, maar een paar dozijn lichtblauwe eieren en bruine vogeltjes. Achter het stuur zit PhD-student Koosje Lamers, die deel uitmaakt van het onderzoeksinstituut Conservation Ecology van de RUG. De vogels achterin hebben het luxe: hoewel ze normaliter op eigen kracht de halve wereld over reizen, helpt verhuisservice Koosje ze dit keer een handje. Inclusief dozen inpakken en het nieuwe huis inrichten.
De bruine vogels in het laadruim zijn bonte vliegenvangers, trekvogels die door klimaatverandering heel wat te verduren hebben. ‘We zien de laatste jaren dat het aantal trekvogels snel achteruit gaat’, vertelt Lamers.
De laatste decennia is de hoeveelheid Nederlandse bonte vliegenvangers al met zo’n 90 procent afgenomen, schreven ecoloog Christiaan Both en zijn collega’s al in 2006 in tijdschrift Nature. En dat komt doordat de lente steeds vroeger begint. De oorzaak? Klimaatverandering.
Hond in de pot
Lamers onderzoekt of een verhuizing trekvogels kan helpen om zich aan te passen aan deze nieuwe situatie. ‘We willen graag weten wat een individuele vogel kan doen om succes te hebben in een veranderende wereld’, vertelt ze.
We zien de laatste jaren dat het aantal trekvogels snel achteruit gaat
Doordat het al eerder in het jaar warm wordt, vinden de jongen van de bonte vliegenvanger de hond in de pot. Hoewel zijn naam anders doet vermoeden, bestaat het dieet van deze vogel namelijk niet uit vliegen, maar uit rupsen. Elk jaar weer kijken de bonte vliegenvangers uit naar de periode waarin het aantal rupsen op het hoogtepunt is: een vreetfestijn. Maar de laatste jaren zijn de vogels simpelweg te laat. Het lievelingskostje van de bonte vliegenvanger verpopt steeds eerder en vliegt uit.
Doordat de bonte vliegenvangers aan de andere kant van de Sahara overwinteren, is het lastig om op tijd te komen voor de vroege rupsenpiek. ‘Koolmezen die in Nederland overwinteren merken aan de omgeving dat de lente is begonnen, ook als die vroeger start’, vertelt Lamers. Ze kunnen dan direct beginnen met hun nestje. Maar de bonte vliegenvanger heeft daar geen weet van; die zit immers nog in Afrika.
DNA
De bonte vliegenvanger heeft een strakke jaarplanning: van haar vertrek vanuit Afrika tot het moment dat ze eitjes legt. Deze planning ligt vast in haar DNA en is moeilijk te veranderen. ‘Trekvogels zouden echt hun genen moeten aanpassen om in de lente op tijd te komen voor de steeds vroegere rupsenpiek’, zegt Lamers. En dat is niet eenvoudig.
Maar wat als ze verhuizen naar een plek waar de lente pas later begint, vroeg Lamers zich af. Zo ontstond het idee om Nederlandse bonte vliegenvangers naar Zweden te brengen, waar de bomen twee weken later beginnen met bloeien, en de rupsen dus ook later verpoppen.
Koolmezen merken aan de omgeving dat de lente is begonnen, trekvogels niet
Zo’n verhuizing is geen eitje, merkte ze. Eenmaal aangekomen in het bos van Vombs Fure in Zuid-Zweden, op ongeveer veertig kilometer van Malmö, was het een hele zoektocht naar de donkergroene nestkastjes, die wijd verspreid zijn. In de eerste jaren van Lamers’ onderzoek kostte dat veel tijd, maar inmiddels kent ze het bos op haar duimpje. En dan moesten zij en haar collega’s ook nog eens een volière bouwen om elke nestkast, zodat de vrouwtjes niet linea recta naar Nederland terug konden vliegen.
Meer jongen
Lamers vergeleek Nederlandse met Zweedse bonte vliegenvangers en zag dat de timing van de vogels inderdaad vastgelegd is in hun genen en dat deze verschilde per land. De Nederlandse vogels uit haar onderzoekspopulatie broedden het vroegst, die uit Zweden het laatst, en vogels van half-Nederlandse afkomst – met een Nederlandse moeder en Zweedse vader – er precies tussenin.
De Nederlandse bonte vliegenvangers bleken te floreren in Zuid-Zweden. ‘Nederlandse vrouwtjes in Zweden hebben het jaar na broeden meer jongen die terugkeren naar het broedgebied dan de Zweedse vogels’, vertelt Lamers. Ook hierbij lijkt timing een rol te spelen; de Nederlandse jongen die eerder uit het ei komen, hebben een grotere kans het volgende jaar als volwassene terug te keren.
Deze resultaten bieden hoop voor de bonte vliegenvanger, volgens Lamers, want de vogels kunnen zich dus relatief makkelijk aanpassen aan de klimaatverandering. ‘De genen die nodig zijn om het goed te doen in Zuid-Zweden kunnen we vinden in Nederlandse bonte vliegenvangers.’ En die kunnen zichzelf verplaatsen, ook wanneer het klimaat nog meer verandert.
Natuur verstoren
De vogels verhuizen niet altijd met een wit busje, zoals in het onderzoek van Lamers, maar ook spontaan. ‘Critici denken dat we door de vogels te verhuizen de natuur verstoren’, zegt Lamers. Maar ook in het wild verplaatsen individuele vogels zich constant. Het is niet anders dan een verhuizing bij mensen, vergelijkt ze. ‘Ik ben opgegroeid in Zeeland, maar woon nu in Groningen.’ Zo is het ook bij vogels. ‘Een Duitse hobbyvogelaar heeft wel eens Drentse bonte vliegenvangers in zijn tuin gehad. Die waren al halverwege richting Zweden.’
We willen weten hoe dieren zelf om kunnen gaan met klimaatverandering
Dieren verplaatsen gebeurt nu ook al wel in het kader van natuurbescherming, maar dat is niet het einddoel van haar onderzoek. ‘We willen echt weten op wat voor manieren dieren zelf om kunnen gaan met klimaatverandering. Dat wij bonte vliegenvangers verhuizen is door vele proefdiercommissies beoordeeld’, vertelt ze, en het is dus niet de bedoeling dat hobbyisten met vogels gaan slepen.
Overwinteren
Voor het laatste deel van haar onderzoek wil Lamers nagaan waar de bonte vliegenvangers zich bevinden in Afrika en wanneer ze precies naar het noorden vertrekken. Is de overwinteringsplaats en het vertrekmoment van de bonte vliegenvanger ook terug te vinden in hun genen? De data daarvan is ze nu druk aan het analyseren.
Tegelijkertijd is ze ook bezig om de puntjes op de i zetten voor het wetenschappelijke artikel dat ze schreef in samenwerking met collega’s van de universiteit van Lund. Dat is zojuist verschenen in het wetenschappelijk tijdschrift Nature Ecology & Evolution.
Toch zat ze het liefste dit jaar weer in Zweden. ‘Het is voor het eerst in een paar jaar dat ik deze lente niet in Zweden ben.’ Het rondlopen in het bos, nestkastjes controleren en werken met een fijn team van studenten maakt haar onderzoek zo leuk, vindt ze. ‘De lente is mijn lievelingsseizoen en ik vind het heerlijk om dan in het bos te zijn. Daar voel ik me echt thuis.’