Onderwijs kan beter, zegt Klaas van Veen
Meer geld, minder politiek
Met bemoeienis van buitenaf met het onderwijs is Klaas van Veen wel klaar. Als hoogleraar onderwijskunde en voormalig vicedecaan van de Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen (GMW) ziet hij dat het onderwijs te vaak een politieke discussie is geworden. ‘Terwijl de discussie juist gevoerd moet worden door inhoudelijke experts.’
Dat het partijbelang soms voor de inhoudelijke discussie gaat is niet nieuw. In de jaren zeventig sneuvelde daardoor plannen voor een zogenaamde middenschool, een concept waarbij alle scholieren in de eerste drie jaar van hun middelbare school hetzelfde programma zouden volgen.
‘De middenschool was onderwijskundig een goed idee, maar heeft het nooit gered omdat het een politiek onderwerp werd’, zegt Van Veen. ‘Linkse partijen vonden het goed omdat het kinderen uit kansarme milieus kansen bood, maar rechts vond het fout omdat het de individuele vrijheid van mensen zou beperken. Maar dan gaat het niet meer om de inhoud van het idee.’
Budget
Een ander probleem is het budget. ‘Het Nederlandse onderwijs krijgt onvoldoende basisfinanciering’, zegt Van Veen. Dat geldt ook voor de RUG. ‘Er is daardoor sprake van een hoge werkdruk, en maar weinig tijd om colleges goed te ontwikkelen. Het onderwijs heeft zoveel expertise in huis, geef hen dan ook de ruimte. ’
De minister moet zich niet met de inhoud bemoeien
Een van de gevolgen van dit geldtekort is de prikkel voor de RUG en andere universiteiten om veel internationale studenten toe te laten. Niet EU-studenten betalen meer collegegeld en zijn dus financieel interessant voor de universiteit. Tegelijk wil minister Dijkgraaf dat universiteiten de instroom beperken, omdat die ten koste zou gaan van de Nederlandse studenten.
Ook wil Dijkgraaf de Nederlandse taal aan universiteiten versterken. ‘Daar staan de minister en universiteiten lijnrecht tegenover elkaar’, zegt Van Veen. ‘De minister moet zich niet met de inhoud bemoeien, maar zorgen dat de financiën structureel voldoende zijn voor het onderwijs.’
Tijdens corona kwam er wél extra geld voor het onderwijs beschikbaar: de zogenaamde NPO-gelden om leerachterstanden te verhelpen. ‘Maar dat zijn slechts incidentele subsidies’, zegt Van Veen. ‘Die houden weer op.’
Personeel weg
Van Veen heeft zelf met de directe gevolgen te maken. Als bestuurder van twaalf basisscholen in Groningen – naast zijn baan als hoogleraar – zou hij per school voor twee of drie leerkrachten het contract niet kunnen verlengen. Zijn stichting heeft echter een reserve opgebouwd, waardoor een verlenging er komend jaar nog wel in zit.
Komt er geen structurele extra financiering, dan komt ook het universitair onderwijs voor drastischere keuzes te staan. ‘Je kunt voor een studentenstop kiezen, vakken schrappen of groepen groter maken. Of er moet personeel uit. En op het moment dat er weer budget is voor die mensen, hebben ze hoogstwaarschijnlijk al een andere baan gevonden. Dan komen ze niet per se terug.’
Met een basiskwalificatie geef je nog geen academisch uitdagend onderwijs
Degenen die wél aan de universiteit blijven, zijn vaak erg goede onderzoekers, maar niet altijd even goed opgeleid in het geven van onderwijs, ziet Van Veen. ‘Alle docenten halen wel een basiskwalificatie, maar daarmee geef je nog geen academisch uitdagend onderwijs. Je moet mensen echt kunnen uitdagen en het beste uit ze halen. Dat is niet hetzelfde als de lesstof uit een boek op een populaire manier presenteren.’
Het duidelijkste waren de problemen zichtbaar tijdens de coronacrisis. ‘Je zag dat grootschalige online colleges niet goed werkten. Online kan je geen goed contact krijgen met studenten. En docenten hadden toen geen tijd en kennis om hun colleges anders op te zetten.’
Multiple choice
Nog zo’n voorbeeld: de multiplechoicetentamens die veel worden gebruikt. ‘Tijdens de pandemie werd bij die tentamens veel gefraudeerd’, zegt Van Veen. ‘Dat lag voor de hand. Je kunt makkelijk antwoorden met elkaar delen.’
De meest voorkomende reactie? De studenten werden strenger in de gaten gehouden en de sancties waren zwaar. ‘Dat is de verkeerde kant op geredeneerd’, zegt Van Veen, die pleit voor andere toetsvormen. ‘Bij multiplechoicetentamens kom je weg met het stampen van een uittreksel. We hebben weleens dezelfde tentamens een tijd later opnieuw afgenomen. Toen bleek dat studenten het grootste deel van de kennis waren vergeten.’
Eenzelfde redenatie zie je in de ontwikkeling rondom ChatGPT en artificial intelligence, zegt Van Veen. ‘Sommige docenten willen meer controleren op het gebruik van ChatGPT, maar dat is een verkeerde reactie. We moeten met elkaar in gesprek over hoe met de ontwikkeling om te gaan.’
De vraag is wel: wat is het alternatief voor de meerkeuzetoetsen? ‘Multiplechoicetentamens zijn betrouwbaarder dan open vragen. Studenten schrijven dan wel eens alles op in de hoop dat er een goed antwoord tussen zit.’
Unieke kans
Dan is er nog het onderwijsniveau zelf. Van Veen vindt dat studenten te makkelijk met een zesje wegkomen. ‘Laat je een operatie doen door een chirurg die maar voor zestig procent weet wat hij moet doen? Dat lijkt mij niet. Je krijgt de unieke kans om te studeren en dan moet je er ook voor gaan. Niet een zes, maar een negen zou pas voldoende moeten zijn.’
Niet een zes, maar een negen zou pas voldoende moeten zijn
Van Veen geeft de schuld voor hun minimale inspanningen niet aan de studenten zelf, maar aan de universiteit. ‘Wij organiseren het onderwijs zo dat studenten wegkomen met het lezen van uittreksels.’
Een mogelijkheid om het onderwijsniveau écht te verbeteren is door studenten te laten meewerken aan academisch onderzoek. ‘Het onderwijs kan zo worden georganiseerd dat je de complexe vragen aan het begin al op je bord krijgt, in plaats van de inleidende vakken die van eenvoudig naar complex gaan. Het werkt goed als je zelf de verantwoordelijkheid krijgt over een project waarvoor onderzoek nodig is.’
Voortouw
Er is dus een discussie nodig over de kwaliteit van het onderwijs, en de manier van toetsing, zegt hij. ‘Het initiatief ligt bij het college van bestuur (cvb) van de RUG, maar zij hebben dat in de afgelopen jaren laten liggen.’
Ondertussen hebben de faculteiten de discussie over onderwijs – bij gebrek aan centrale leiding – deels zelf opgepakt. Binnen GMW zijn bijvoorbeeld onderwijsexperts aanwezig die één-op-één met docenten werken. Ze gaven tijdens de pandemie advies over hoe studenten betrokken blijven bij de colleges en hoe je toetsvormen kan ontwikkelen die het beste uit studenten halen.
Zo’n aanpak per faculteit is niet optimaal. Er is – naast meer budget en minder bemoeienis vanuit de overheid – leiding van het cvb nodig, vindt Van Veen. ‘Hopelijk is de volgende rector geselecteerd op visie op academisch uitdagend onderwijs. Die moet echt het voortouw nemen.’