Lage cijfers, weinig punten
De worsteling van de eerstejaars
‘Ik heb toevallig net weer een onvoldoende teruggekregen’, zegt Maud Koenders. De eerstejaars rechtenstudent vertelt het met een wrang lachje, terwijl ze de resultaten van de afgelopen periode bekijkt. Daar is deze nieuwste onvoldoende eentje in een lange rij.
Haar eerste jaar loopt op zijn einde, maar ze heeft nog maar vijftien studiepunten weten te behalen. De oorzaak?
‘Ik hou niet van thuis zitten’, zegt ze. ‘Dan doe ik gewoon niks.’
Het was dus een worsteling voor Maud dat een groot deel van haar lessen online plaatsvond vanwege corona: op haar kleine studentenkamer was het lastig om de motivatie te vinden.
Ook de overstap van de middelbare school naar de universiteit viel zwaarder dan gedacht. Maud wist dat ze veel uit zichzelf moest gaan doen, maar dat bleek ontzettend veel moeite te kosten. En nu begint ze zich steeds meer zorgen te maken, zelfs al is het bindend studieadvies verlaagd naar 35 punten. ‘Ik moet nog maar zien of ik het überhaupt wel ga halen.’
Stevige daling
Zoals Maud zijn er honderden eerste- en tweedejaars studenten die maar moeilijk hun draai weten te vinden op de universiteit. Het zijn studenten die een groot deel van hun laatste schooljaar thuisonderwijs kregen, die met lagere eisen hun examen hebben gehaald en op de universiteit opnieuw met online onderwijs geconfronteerd werden. ‘Studenten lijken het een beetje kwijt te zijn’, merkt onderwijskundig adviseur Jan Folkert Deinum op.
Toen corona uitbrak werd massaal gevreesd dat de cijfers van studenten zouden kelderen. Dat gebeurde – tot opluchting van velen – niet. Sterker nog: er werden meer studiepunten gehaald dan ooit.
Studenten lijken het een beetje kwijt te zijn
Maar twee jaar later is het alsnog mis gegaan. Eerstejaars én ouderejaars doen het slechter, maar de zorgen om de eerstejaars zijn het grootst. Al vanaf het begin van de pandemie worden de onderwijsresultaten binnen de RUG gemonitord en verschijnt er elk half jaar een rapport. ‘De analyses laten een stevige daling zien’, stelt Deinum vast.
Het laatste rapport toonde dat eerstejaars twee ECTS minder haalden dan in voorgaande jaren. Ook ligt het gemiddelde cijfer bijna een heel punt lager. ‘We zien dat de resultaten omlaag gaan, maar waarom dat is weten we niet zo goed’, zegt Deinum.
Concentreren
Dat het online onderwijs er iets mee te maken heeft is natuurlijk een inkopper. Maar welke aspecten van dat online onderwijs zijn het probleem? Waren de colleges zo slecht?
Volgens tweedejaars rechtenstudent Demi Meenhuijs was dat het niet zo zeer. ‘Je kent niet anders dan hoe het al ging, met online onderwijs. Daar deal je dan ook maar mee’, zegt ze.
Maar je werkelijk concentreren op de online colleges was wel een struikelblok. ‘Ik kan mijn focus er gewoon niet bijhouden’, zegt student sterrenkunde Maureen Berendsen. Online colleges vond ze langdradig en saai. ‘Vaak luisterde je twee uur lang naar hetzelfde verhaal.’ Ook zij sloot haar eerste jaar af met een dramatisch resultaat: vijf studiepunten.
Kara Schotanus, die van religiewetenschappen overstapte naar archeologie, herkent dit probleem. Ook haar colleges bij religiewetenschappen waren zo goed als allemaal online. ‘Het is heel makkelijk om een college aan te zetten en vervolgens maar de helft mee te krijgen’, vertelt ze. ‘Dat werkt toch minder goed dan wanneer je in de schoolbanken zit.’
Lage opkomst
En dan is er nog het gebrek aan motivatie van de studenten: colleges en werkgroepen zagen massaal lage opkomsten.
‘Ik ben nog maar één keer bij een fysiek college geweest’, geeft Demi toe. ‘Voor bonuspunten bij werkgroepen leverde ik extra opgaven in, maar zonder andere verplichtingen kwam ik er eigenlijk nooit.’
Ik ben nog maar één keer bij een fysiek college geweest
Voor Eva Nijbroek, ook tweedejaars rechten, was het precies hetzelfde. Online colleges keek ze terug, en werkgroepen bezocht ze per definitie niet.
En dat is een serieus probleem, denkt Miranda Trippenzee. Zij houdt zich bezig met onderzoek naar het welzijn van studenten. Ouderejaars weten tenminste wat het nut is van fysiek college, maar eerstejaars kennen dit amper. ‘Studenten missen een belangrijk deel van het studentenleven door niet naar colleges te komen.’ Dan gaat het niet alleen om de leerstof, maar ook om het gebrek aan sociale contacten.
Hati van Kleef-Ruigrok, docent aan de rechtenfaculteit, denkt bovendien dat de eerstejaars zich minder hebben leren focussen. ‘Deze studenten missen nu meer dan ooit de oefening om geconcentreerd te kunnen luisteren of studeren.’
Risicogroep
Uit een recent onderzoek naar studentenwelzijn na covid, dat Trippenzee samen met promovendus Lisa Kiltz uitvoerde, komen juist de eerstejaars naar voren als een risicogroep. ‘Deze studenten, samen met internationale studenten, geven aan weinig sociale contacten te hebben en niet naar college te komen’, legt Trippenzee uit. Dat heeft invloed op zowel hun resultaten als hun welzijn.
Kara herkent dat wel. Langzamerhand verdween elke student achter een zwart, anoniem blokje op haar beeldscherm. ‘Het is zo makkelijk om je studie links te laten liggen als je geen contact hebt met andere studiegenoten’, zegt ze.
Eva had dezelfde ervaring. ‘Eigenlijk ken ik helemaal niemand van mijn studie’, zegt ze. En dat leidt tot een vicieuze cirkel: ‘Omdat ik al geen mensen ken, kan ik net zo goed alle colleges online kijken.’
Daardoor krijgen studenten sneller het gevoel niet daadwerkelijk bezig te zijn met een studie. ‘Ik had wel het gevoel dat ik student was, maar niet dat ik studeerde’, zegt Eva. En daar is ze niet de enige in. ‘Het voelde eerder alsof ik een online cursus aan het volgen was’, verklaart Kara.
Voor docenten zijn de lege zalen ‘vreselijk frustrerend’, vertelt Deinum. ‘Zij geven aan dat ze hun studenten helemaal niet kennen.’ Daardoor is er geen connectie meer tussen studenten en docenten, maar ook niet meer met de universiteit. ‘Het lijkt alsof we soort van vervreemd zijn van elkaar’, denkt Deinum.
Veranderingen
Maar ook het feit dat regels en richtlijnen voortdurend veranderden, vaak op een laat moment in het blok, had een catastrofale uitwerking. Denk aan tentamens die eerst fysiek zijn, dan online en vervolgens toch weer fysiek, wat onder andere bij sterrenkunde gebeurde. ‘Waar ben ik eigenlijk beland?’ dacht Eva regelmatig.
Of tentamens die van drie uur werden ingekort naar twee uur zonder enige uitleg. ‘Zelfs in het rooster staat nog dat de tentamens drie uur duren’, zegt Demi.
Het voelde alsof ik een online cursus aan het volgen was
Docenten hadden vaak ook geen idee meer wat er wel of niet toegestaan was. Mocht een student naar het toilet tijdens een tentamen? Mondkapje op of af tijdens het zitten? Wie ging daar eigenlijk over?
Zelfs voor rechtendocent Van Kleef-Ruigrok was de situatie vaak onduidelijk. En dat heeft zijn weerslag, denkt ze. ‘Er was meer stress voor de tentamens, plotseling minder tijd en van de gewijzigde tentamenvorm snapten studenten ook niks’, vertelt ze. Daarmee doelt ze op de plotse overgang naar openboektentamens met essayvragen – een tentamenvorm die doorgaans was voorbehouden aan ouderejaars, en waar de beginnende studenten niet in getraind waren.
Dat merken de studenten zelf ook. ‘Oefententamens waren nauwelijks te vinden’, vertelt Demi. ‘We hadden geen idee wat we konden verwachten.’
Normaal
En nu doet het omgekeerde zich voor: de eerste- en tweedejaars moeten zich ineens aanpassen aan een nieuwe situatie. ‘Ik merk dat ik het lastig vind om me te concentreren in een zaal met honderden studenten’, zegt Eva. ‘Dat ben ik helemaal niet gewend.’
Dus hoe verder?
‘We hebben een rare periode achter de rug en nu gaan we langzamerhand weer terug naar normaal. Maar veel studenten weten helemaal niet wat normaal is’, zegt Trippenzee.
Veel studenten weten helemaal niet wat normaal is
Toch heeft ze vertrouwen dat alles min of meer vanzelf beter zal gaan. ‘De universiteit moet studenten weer gaan verwelkomen en studenten moeten het nut en plezier van colleges weer herontdekken’, zegt ze. Straks begint er weer een nieuw collegejaar, ‘met weer nieuwe kansen voor iedereen’.
Deinum denkt hetzelfde. ‘We moeten er voor zorgen dat we het met z’n allen weer een beetje leuk gaan maken’, zegt hij. ‘We moeten uitstralen dat we de studenten graag weer willen zien.’
Maar, benadrukken beiden, de eerstejaars en internationals moeten wel extra in de gaten gehouden worden. ‘We moeten voor ogen houden dat er groepen zijn die net wat meer buiten de boot vallen dan anderen’, zegt Trippenzee. ‘Voor hen moeten we even extra ons best doen’, vult Deinum aan.
Dat hoeft geen hogere wiskunde te zijn. Een simpele begroeting bij de collegezaal of tussendoor even vragen hoe het met de studenten gaat. Met dat soort kleine dingen kan je al erg veel helpen, denkt Deinum. ‘We zien je, we kennen je, we vinden het fijn dat je er weer bent.’