Zelfhulp voor monniken met heimwee
Middeleeuwse influencers
Hij was eigenlijk een soort influencer avant la lettre; de elfde-eeuwse kerkvader Anselmus van Canterbury. Hij schreef bijna vierhonderd brieven. De twaalfde-eeuwse bisschoppen Arnulf van Lisieux en Peter van Celle deden hetzelfde – al was hun oeuvre wat minder omvangrijk.
Honderden epistels dus, die misschien gericht lijken aan één persoon – doorgaans de abt – maar in feite bedoeld waren voor de hele kloostergemeenschap. En wat ze bespraken in die brieven?
Niet de minsten
‘Het ging bijvoorbeeld over banden tussen vrienden, banden met plaatsen, of herinneringen aan vroeger’, zegt mediaevist Theo Lap. ‘Deze bisschoppen, die het klooster zelf allang achter zich hadden gelaten, bespreken hoe jonge, nieuwe monniken de verleidingen van hun oude leven het beste konden weerstaan.’
De gedachte was natuurlijk dat de monniken hun wijze woorden ter harte zouden nemen. Immers, de heren waren de minsten niet – Anselmus van Canterbury werd zelfs heilig verklaard na zijn dood. En dus golden ze als exemplarisch. Wilde niet íedere jonge monnik net zo vroom en standvastig zijn als zij? ‘Zij waren met hun leven een voorbeeld voor anderen’, zegt Lap.
Tip voor de eenzame monnik
‘Je zoekt, zeg ik, troost omdat je troosteloosheid ervaart. Je vraagt om hulp omdat je verbanning verdraagt. Je verzoekt me om herstel omdat je verwijdering aan het betreuren bent. Wie ben ik dan om je op zo’n manier te schrijven opdat je aangemoedigd, versterkt, en getroost zult worden? Inderdaad, ik kan amper voor jou bidden; op geen manier kan ik iets bereiken met mijn gebed.’
Peter van Celle, ep. 64.
Maar de brievencollecties van Anselmus en soortgelijke figuren onthullen nog iets anders. En dat ligt minder voor de hand: het simpele feit dat de brieven zorgvuldig gerangschikt blijken op thema. Dat toont aan dat heimwee en eenzaamheid een serieus probleem vormden in middeleeuwse kloosters.
Te rooskleurig
Het is de opvallende conclusie die Lap trekt in zijn proefschrift Consoling for Homesickness: the Transformation of Worldly Bonds in Three 12th-Century Monastic Letter Collections, waarop hij deze maand promoveert. Het middeleeuwse kloosterleven, zegt Lap, wordt vaak veel te rooskleurig voorgesteld.
‘We hebben zo’n idee dat ze daar een heel idyllisch leven leidden’, zegt Lap. ‘Met zingen, lezen, bidden.’ Dat beeld is de laatste jaren alleen maar versterkt door de toenemende populariteit van stilteretraites, waarbij mensen de stress van het dagelijks leven ontvluchten door zich een paar dagen terug te trekken in een klooster. Maar de werkelijkheid was anders.
‘Het was een hard bestaan’, zegt Lap. ‘Deze mensen lieten alles achter: hun vrienden, hun thuis, hun familie. Het was bepaald geen eitje.’ Wat het kloosterleven werkelijk inhield, zien mensen vaak over het hoofd, volgens de onderzoeker. ‘Je viel onder een strikt regime, je kreeg geen goede nachtrust meer, want om de drie uur moest je bidden. De gehoorzaamheid aan je vader, of heer verviel aan die van de abt. Je was niet meer je eigen persoon.’
Studie naast werk
Ook tussen de gebeden in was er weinig rust. Dan werd je immer verondersteld te werken in de keuken of op het land, om in elk geval je steentje bij te dragen. Zelfs in de tijd die was ingeruimd voor lezen, was je druk. ‘Het ging niet om ontspannen lezen, maar om contemplatief lezen. Je moest alles wat je las weer betrekken op jezelf. Het was studie naast het werk.’
Tip voor de eenzame monnik
‘Vaak zal hij je geestesoog eraan herinneren hoe gelukzalig de dingen waren waaraan je plezier beleefde en daarom zal hij voortdurend insinueren hoe moeilijk het zal zijn om de geneugten, die je gewend was, uit de weg te gaan. Ook zal hij suggereren hoe onmogelijk het voor je zal zijn om je je hele leven lang vol te blijven houden aan die sobere strengheid en die strenge soberheid. Met de herinnering aan die bekende geneugten kan je ziel daarom met afschuw worden vervuld door de gematigdheid van een subliemere levenswijze.’
Anselmus van Canterbury, ep. 99
En als je een misstap beging – en dat kon van alles zijn, van te veel eten tot het je te buiten gaan aan ‘vleselijke lusten’ – dan werd je voor de ogen van de hele gemeenschap ‘gekapitteld’. Gestraft dus.
Het totaalpakket, zegt Lap was een ‘mentale uitputtingsslag’. ‘We praten nu over werkdruk, stress en prestatiedruk, maar deze monniken hebben ook echt druk ervaren.’
Gevoelens
Alleen is daar tot nu toe weinig aandacht voor geweest, zegt Lap. De brieven zijn tot nu toe vooral gebruikt om historische details uit te filteren en inzicht te geven in de biografie van de schrijvers. Bovendien bestond het idee dat deze gevoelens geen rol speelden voor de middeleeuwse mens.
Lang werd namelijk gedacht dat heimwee, of nostalgie, een verschijnsel was van de moderne tijd, vertelt Lap. Het woord ‘nostalgie’ was immers pas ontstaan in de 1688, toen de Zwitserse arts Johannes Hofer promoveerde op een studie naar Zwitserse huurlingen in Frankrijk of Duitsland die ziekelijk terugverlangden naar de bergen.
Maar dat beeld klopt niet, zegt Lap. ‘Het waren geen robots, maar mensen van vlees en bloed.’ Wanneer het ze te veel werd, kon een monnik besluiten ervandoor te gaan. Anderen werden alcoholist, of begonnen relaties met vrouwen. Dat werd gezien als een serieus probleem.
Luiheid
Ook een van de zeven hoofdzonden verwijst naar gevoelens van heimwee, zegt Lap. ‘De zonde die wij als “luiheid” kennen, heet in het Latijn acedia.’ Dat woord wordt tegenwoordig vertaald ‘lusteloosheid’ of ‘verveling’, maar drukte in de middeleeuwen juist een vorm van heimwee uit.
‘De demon van acedia viel ook woestijnvaders aan, zoals Antonius’, zegt Lap. ‘Juist als de zon brandt, je nauwelijks te eten of drinken hebt, konden ze gaan twijfelen of ze wel een slimme keus gemaakt hebben.’
Tip voor de eenzame monnik
‘Zelfs te midden van je bittere lijdensweg verblijdt mijn ziel zich; hoeveel meer geldt dit dan niet bij het contempleren van een geweldige beloning? […] Het is beslist niet vergeefs om de hoop te vestigen op zo’n zekere, zo’n bevredigende, en zo’n grote beloning.’
Peter van Celle, ep. 17
Er was dus een serieus spanningsveld tussen deze emoties en de christelijke cultuur. ‘De brieven benoemen dit. Ze zeggen: dit zijn de verleidingen waar nieuwelingen mee te maken krijgen, maar het is de duivel die je probeert over te halen weer in je oude leven te vervallen’, zegt Lap.
Transformeren
Een incident – een weggelopen monnik bijvoorbeeld – kon aanleiding zijn voor de kerkvorst om een brief te dicteren aan de abt van een klooster. Die brief werd vervolgens hardop voorgelezen voor de hele gemeenschap, om daarna in de bibliotheek te worden bewaard – maar níet op chronologische volgorde. ‘Je ziet dat de eerste brieven in de verzameling vaak benoemen wat er is gebeurd, waarna de brieven volgen die de lezers moreel proberen te ondersteunen.’
Maar wat Lap vooral mooi vindt, is hóe dat gebeurt. ‘Deze gevoelens werden niet afgewezen als iets slechts’, zegt hij. Sterker: in de brieven werd geprobeerd de monniken te ondersteunen, ‘zodat ze deze gevoelens konden transformeren en de wereldlijke banden konden omzetten in een band met God.’