Een leven zonder smartphone
Boris heeft geen apps
‘Mag ik een biertje?’ vraag ik.
‘Dan moet je even de QR-code scannen’, zegt de jongen, mijn leeftijd, KEI-jasje aan.
‘Ik heb geen smartphone,’ antwoord ik.
Hij lacht schaapachtig en ik zie hem denken: wat is dít voor rare gast?
Ik wacht, terwijl er druk overleg volgt. Verschillende barmedewerkers proberen te bedenken hoe ze dit onverwachte probleem gaan tackelen. Uiteindelijk wordt er een meisje opgetrommeld dat mij voorgaat naar een kleine bar, een stuk verderop. Daar is nog een pinautomaat.
En ja, vijf minuten later heb ik dan toch een glas bier veroverd.
‘Bijzondere keuze’, zegt de jongen, als hij het biertje overhandigt.
Seniorentelefoon
Het is vier jaar geleden dat ik mijn iPhone 5S liet voor wat hij was. Sindsdien zijn de seniorentelefoon die ik van mijn opa kreeg en ik onafscheidelijk. Hij kan bellen en sms’en en heeft zelfs een spelletjesoptie: je kunt er Sudoku’s op spelen, al heb ik dat nooit uitgeprobeerd.
Die iPhone was een prachtig apparaat – gekregen van mijn vader op mijn 21e verjaardag. Maar ik merkte dat ik ermee werd opgeslokt door Facebook, Instagram, Snapchat, Whatsapp en – waarom weet ik ook niet – de app van mijn bank. Ik klikte urenlang van app naar app, of scrolde eindeloos door Facebook. Aan het eind van de avond voelde ik me eenzaam en leeg.
Ik kan nu een uur lang op de bank zitten en voor me uit te staren
Totdat ik het boekje van Hans Schnitzler las, over een experiment waarbij zijn studenten in ‘digitale onthouding’ gingen. De studenten werden geconcentreerder, ze beleefden de realiteit intenser en hadden meer ‘echte’ ervaringen.
Dat was de druppel. Ik gaf de iPhone terug.
Geconcentreerder
En het werkte: ik ben geconcentreerder dan vroeger, ik heb meer tijd om te lezen, te wandelen, af te spreken met vrienden of om met ze te bellen. Maar ook meer tijd om te ontspannen: gewoon een uur lang op de bank te zitten en voor me uit te staren.
Helemaal wereldvreemd ben ik niet. Ik heb een laptop, dus ik heb mezelf niet afgesneden van het internet. Ik luister muziek via Spotify, Google Maps is ook heel handig en ik vind het fijn om snel contact te kunnen leggen – via e-mail. Maar het is heerlijk om niet constant te worden afgeleid door die digitale wereld waarin je moet presteren en moet laten zien hoe leuk je leven is.
Het wordt alleen wel steeds lastiger vol te houden. Vrijwel iedereen in mijn omgeving heeft nu een smartphone en verwacht hetzelfde van mij. Ik val buiten de familie-app, zit niet in de UKrant-freelancers appgroep en niet in de appgroep waarin mijn studiegenoten waarschuwen voor deadlines en elkaar helpen met opdrachten. En ik mis uitnodigingen voor feestjes via Facebook.
Ook buiten de sociale context wordt het moeilijker. Om in te loggen op Nestor moet je je identificeren met een code, via je smartphone. Je moet een QR-code scannen om bier te bestellen, met een smartphone. De coronacheck-app? Niet voor mij, want dat moet met een smartphone.
Maar ik pieker er niet over om mijn beslissing terug te draaien. Er zijn te veel nadelen. En ik ben niet de enige die zich daarover zorgen maakt.
Ik heb mijn smartphone al te pakken voor ik ervan bewust ben
Neem Gerard Ritsema van Eck, die vorige week aan de RUG promoveerde op een onderzoek naar smartphones die gegevens verzamelen over de publieke ruimte. ‘Smartphones weten precies waar je bent’, zegt hij. Apps als Whatsapp, Facebook en Instagram wisselen bovendien jouw data met elkaar uit om gerichter te adverteren en ze proberen je aandacht zo lang mogelijk vast te houden, zodat je meer van die advertenties ziet. Allemaal om zo veel mogelijk geld te verdienen.
En dat heeft weer invloed op je concentratievermogen, zegt Ritsema van Eck: ‘De aandacht wordt voortdurend afgeleid door de behoefte om opnieuw te kijken.’ Hij voelt die aantrekkingskracht zelf ook. ‘Als mijn smartphone op tafel ligt, dan heb ik hem al te pakken voordat ik me ervan bewust was dat ik dat ging doen.’
Dopamineshot
Ook filosoof Cees Zweistra van de Erasmus Universiteit Rotterdam maakt zich zorgen. ‘Ik werkte vroeger als docent op een middelbare school. Na de les gristen alle leerlingen hun smartphone uit de bak en gingen in de gang tegen de muur zitten. Klaar voor hun dopamineshot.’
Als het aan hem ligt, worden smartphones gelijkgesteld aan roken. ‘Dat je tot je zestiende alleen een smartphone met beperkte opties mag hebben, een soort kindertelefoons.’
Dat dwangmatige gedrag zie ik ook bij mezelf. Toch denkt onderzoeker ‘cognitive modeling’ aan de RUG Marieke van Vugt, dat het wel meevalt met dat verlies van concentratie. Uit haar onderzoek bleek dat mensen alleen tussen taken switchen als het echt kan, zegt Van Vugt. En als ze hun cognitieve capaciteiten écht nodig hebben, houden ze zich bij hun hoofdtaak, ontdekte ze. ‘Mensen kunnen structuren ontwikkelen om hun toegang tot het internet te beperken, zoals een app.’
Eenzamer
Maar de structuren die ik voor mezelf ontwikkelde, zoals het verwijderen van mijn Facebook App, werkten misschien één dag. Ik bezocht Facebook daarna gewoon via de browser.
Smartphone moet worden gelijkgesteld aan roken: tot je zestiende alleen beperkte opties
filosoof Cees Zweistra, Erasmus Universiteit Rotterdam
Volgens Zweistra maken smartphones en de daaraan verbonden sociale media ons ook eenzamer. Die technologieën ‘spelen in op je behoefte aan controle’, zegt hij. ‘Maar doordat je je kunt verschuilen achter de technologie, hoef je je minder bloot te geven, waardoor je minder diepgaande verbindingen tot stand brengt.’
‘Echt contact’, zegt Zweistra, ‘is de situatie waarin je mínder in controle bent en de ander écht bij jou binnenkomt.’
Dat herken ik. In mijn smartphonetijd had ik veel contact via Facebook en Whatsapp, maar ik bleef achter met een leeg gevoel. Nu heb ik minder contacten, maar echter contact.
Radicalisering
Dan komen Ritsema van Eck en Zweistra met een observatie waar ik zelf nog niet aan gedacht had. De afstand die digitaal contact met zich meebrengt, is een voedingsbodem voor radicalisering en polarisering: ‘Doordat we afleren met elkaar in gesprek te gaan, verdwijnt het cement van de samenleving’, zegt Zweistra.
‘Nepnieuws verspreidt zich heel snel via apps, want de algoritmes hebben geen idee om wat voor informatie het gaat’, vult Ritsema van Eck aan. Hij vermoedt dat de opkomst van partijen als de PVV, het FvD en JA21 hiermee te maken heeft. Goed-scorende content heeft vaak een ‘licht racistische ondertoon’, blijkt.
En dan is ook nog onze privacy in gevaar met die smartphones.
Al klikkend op de ‘akkoord’-knop, geven we steeds weer onze persoonlijke data uit handen. Niet verstandig, waarschuwt RUG-privacydeskundige Jonida Milaj-Weishaar. ‘Maar ja, hoeveel mensen lezen de privacy policy voor ze doorgaan naar de volgende stap? En hoeveel mensen zijn in staat die te begrijpen?’
Gezichtsherkenning
In verkeerde handen kunnen al die gegevens bovendien grote schade aanrichten. ‘Zoals de gezichtsherkenningfoto’s die de Amerikanen in Afghanistan hadden gemaakt’, zegt Ritsema van Eck. ‘De eerste dag nadat de Taliban de macht hadden overgenomen stonden ze op straat met die gezichtsherkenningsapparaten. Een waanzinnig middel voor repressie.’
‘Waarom heb je nou eigenlijk geen smartphone?’, vraagt de KEI-jongen aan me als ik mijn tweede biertje kom halen.
Ik leg het uit. Hij knikt. ‘Ik snap het wel’, zegt hij. ‘Soms zou ik het ook wel willen.’