Witte mannen beslissen over jouw onderzoek
Echte wetenschap komt uit Europa
Elke keer als universitair docent sociale psychologie Yasin Koc data van een niet-westerse steekproef wil gebruiken in een paper, trekken de reviewers van het tijdschrift aan de bel. ‘Ze willen dan dat ik verantwoord waarom het zo belangrijk is dat dit onderwerp in deze culturele context bestudeerd wordt.’ Gek genoeg worden er nooit vragen gesteld over westerse steekproeven.
Koc, die promoveerde op de omgang met islamitische homoseksuele mannen in zijn thuisland Turkije, richt zich nu op feministische moslimvrouwen. ‘Reviewers zeggen dat je een Turkse steekproef heel moeilijk kunt generaliseren, maar als de data uit de VS afkomstig zijn, dan kun je ze opeens wel op de hele wereld betrekken’, valt hem op.
Scheve machtsverhoudingen
Een niet-westerse achtergrond kan een belemmering kan zijn als je je stem wilt laten horen in de academische wereld. Dat geldt zelfs voor de keuze van je onderzoek. En westerse wetenschappers realiseren zich dat vaak niet.
Dat komt dan weer doordat de redacties van internationale wetenschappelijke tijdschriften nog altijd vooral beheerst worden door ‘witte, Engelssprekende, hoogopgeleide mannen’, zegt universitair hoofddocent culturele geografie Bettina van Hoven, die ook onderwijsdirecteur is van University College Groningen. En dat betekent dat kennis wordt geproduceerd, gewaardeerd en verspreid op hun, Europese, voorwaarden. ‘De historische machtsverhoudingen in onze wetenschappelijke disciplines zijn lastig te veranderen.’
De machtsverhoudingen zijn lastig te veranderen
Westerse onderwerpen en normen gelden nog altijd als superieur en dat leidt tot een eenzijdige blik op de wereld, zonder interesse voor niet-westerse werkelijkheden. En dat moet veranderen, zegt Koc. ‘De wetenschap is al heel eurocentrisch, dus is het juist belangrijk om andere data te verzamelen.’ Een Turkse steekproef kan prima toepasbaar zijn in andere contexten, legt hij uit, zolang je maar begrijpt waar zijn onderzoek om draait.
Homoseksuele moslimmannen die problemen hebben vanwege hun geaardheid vind je immers niet alleen in Turkije, maar over de hele wereld. Oók in Europese landen. Daarnaast, zegt Koc, er zijn ook christelijke homomannen die in eenzelfde soort situatie zitten als moslim-homo’s. En dat betekent dat je zijn onderzoek net zo goed kunt generaliseren. ‘Schrik niet als je het woord ‘moslim’ of ‘Turks’ ziet staan in een onderzoek’, benadrukt hij.
Europese agenda
Een ander obstakel voor wetenschappers in Europa die willen focussen op niet-westerse landen, is dat ze hun onderzoeksvoorstellen moeten aanpassen aan een Europese agenda, zegt Sathyajit Gubbi. Hij is universitair hoofddocent global economics and management aan de RUG. ‘Of je geld krijgt van Europese agentschappen hangt nu af van de impact die je onderzoek heeft op de samenleving. Maar omdat mijn onderzoek zich niet specifiek richt op kwesties die relevant zijn voor Europa, sta ik met 1-0 achter als ik een aanvraag doe.’
Zijn onderzoek gaat over opkomende markten in India, Brazilië en Turkije, maar zijn bevindingen – hoe moet een onderneming dáár anders opereren dan in een meer gevestigde markt- zijn niet zo interessant voor westerse landen. En dat kan zijn academische carrière in Groningen negatief beïnvloeden. ‘Als je hoogleraar wilt worden, moet je bewijzen dat je fondsen kunt binnenhalen’, zegt Gubbi. Hij moet dus creatief zijn wanneer hij uit moet leggen hoe zijn onderzoek van waarde kan zijn in Europa.
Europese overheden moedigen onderzoeksinstituten aan om zich te richten op onderzoek waar de belastingbetaler iets aan heeft, stelt Gubbi. Daar heeft hij best begrip voor, maar hij vindt dat er ook ruimte moet zijn voor een aanpak van onderaf. ‘Hun agenda zou niet moeten bepalen in welke kerngebieden faculteiten zich specialiseren, waardoor goede wetenschappers buitengesloten worden. Universiteiten zouden daartoe een gezamenlijk fonds moeten creëren waar elke wetenschapper een aanvraag voor kan doen.’
High-impact tijdschriften
Met het oog op een toekomstige promotieplek doet de Libanese student global health Catherine Moughalian onderzoek naar seksuele gezondheid in India. Daar wil ze over publiceren in een wetenschappelijk tijdschrift. Maar welke? Dat is een lastige kwestie, zegt ze. Want wiens visie en kennis wordt eigenlijk naar buiten gebracht in die ‘high impact journals’?
‘Er zijn open accesstijdschriften die populair zijn bij Indiase auteurs, maar zich niet op een westers publiek richten ’, zegt Moughalian. Als ze Indiase beleidsmakers wil bereiken, moet ze daarin publiceren. ‘Maar die tijdschriften hebben geen goed reviewsysteem, dus dat doet niets voor mijn carrière in Europa.’
Om hoogleraar te worden moet je fondsen werven
De impactfactor van een tijdschrift en andere cijfers worden vaak gebruikt om individuele onderzoekers te evalueren. Zij voelen zich daardoor gedwongen om hun scores te verbeteren, in plaats van zich te richten op de praktische toepasbaarheid van hun onderzoek.
Dat is echter aan het veranderen, zegt hoogleraar natuurkunde Petra Rudolf, voorzitter van de European Physical Society (EPS). Publicaties en citaties zijn niet langer het enige dat telt, wetenschappers mogen nu ook uitleggen waarom een bepaalde publicatie zo belangrijk is. ‘Iets dat significant bijdraagt aan het verbeteren van de gezondheid in India is net zo waardevol als een publicatie in een high-impact tijdschrift.’
Kennis uitdragen
Jorge Mario Salazar Rios, die zijn master in nanoscience en een PhD in natuurkunde haalde aan de RUG, merkte dat het veel moeilijker was om zijn kennis uit te dragen toen hij naar Colombia terugkeerde om daar aan een private universiteit te gaan werken. Hij realiseerde zich al snel dat hij zijn artikelen niet gepubliceerd kon krijgen zonder zijn Europese netwerk. ‘Ik dien mijn manuscripten in met de naam van de RUG erop, niet met die van mijn lokale universiteit.’
Maar dat was niet zijn enige probleem. ‘Voor een kleinere universiteit kan het zelfs al een probleem zijn om te betalen voor een artikel dat geaccepteerd is’, zegt hij. Enkel dankzij zijn supervisor in Groningen kon hij blijven publiceren in open accesstijdschriften. Sommige van zijn Colombiaanse collega’s lukt het echter maar eens per zoveel jaar om een stuk te publiceren. ‘Zij hebben niet de kans gehad die ik had om in zo’n omgeving te werken.’
En zo lukt het lokale expertise niet om de rest van de wereld te bereiken en blijft de aandacht gericht op het westers onderzoek.
Geldproblemen
Het rapport Sustainability Science in a Global Landscape uit 2015 van Elsevier en SciDev.net laat zien welke invloed ongelijkheid heeft op de wetenschappelijke output. Arme landen zoals Cambodja en Kenia produceerden tussen 2009 en 2013 slechts 2 procent van in totaal 334.000 publicaties over duurzaamheid uit die periode, hoewel die landen voor grote klimaatproblemen staan. Rijke landen leverden 76 procent van de publicaties, waarbij de VS (31,6 procent) en het Verenigd Koninkrijk (10,9 procent) de meeste output hadden.
Betalen voor een paper kan een probleem zijn
‘Je begint op min één, niet eens op nul’, zegt de Azerbeidzjaanse Agha Bayramov, docent internationale betrekkingen met een focus op het Kaspische Zeegebied. In de zes jaar dat hij in Europa werkt als onderzoeker, heeft hij nog maar weinig collega’s uit die regio – tussen Kazachstan en Iran – op Europese conferenties gezien. ‘Ik zie meer westerse wetenschappers dan lokale’, zegt hij. ‘Die kunnen het zich door de reis- en visumkosten niet veroorloven om naar Europa te komen, dus blijft hun onderzoek onbekend.’
Hij gaat zelf vanwege zijn nationaliteit ook nooit naar grote conferenties in het VK of de VS. ‘Ik moet elke keer om speciale toestemming vragen en dat kost veel tijd, energie en budget.’ Het gevolg, zegt hij, is dat hij kansen misloopt om zijn netwerk uit te breiden en feedback te krijgen van meer ervaren onderzoekers.
Steuntje in de rug
Dus hoe kunnen niet-westerse onderzoekers een steuntje in de rug krijgen? Een manier is door middel van tijdschriften als het International Journal for Critical Geographies (ACME), dat in meerdere talen publiceert en inzendingen van buiten ‘Anglo-Amerika’ aanmoedigt.
‘De redactie moet natuurlijk extra moeite doen om de kwaliteit van de artikelen in diverse talen te beoordelen, maar op deze manier staan ze ook open voor wie geen Engels spreekt’, zegt Van Hoven. Zij helpt masterstudenten hun werk te publiceren in een ander tijdschrift, Gender Place and Culture, waar referenten meer tijd uittrekken om junior onderzoekers te helpen hun stukken te verbeteren. ‘Die cultuur is belangrijk voor de balans en diversiteit.’
In de psychologie, zegt Koc, moedigen sommige redacteuren jonge onderzoekers die uit kansarme gebieden komen aan om hun papers te publiceren. Dat doen ze bijvoorbeeld bij het Journal of Social and Political Psychology. En ze filteren ook commentaar weg van peer reviewers die niet inzien waarom een studie relevant is, omdat de data afkomstig zijn van een minderheid.
Beurzen
Onderzoekers die geen gids hebben om ze wegwijs te maken in de westerse onderzoekscultuur lopen desondanks het risico dat hun papers afgewezen worden. Dat komt doordat hun onderzoek is opgezet op een manier die niet voldoet aan de huidige standaard van high-impact tijdschriften, zegt Rudolf, die zelf al tientallen jaren peer reviewer is van wetenschappelijke artikelen.
Onderzoekers moeten thuis hun eigen labs opzetten
‘Nadat ze een diploma behaald hebben in Europa, moeten onderzoekers vaak nog een onderzoeks- of computerlab opzetten in hun thuisland waarmee ze kunnen concurreren. Ondertussen moeten ze dan ook nog up to date blijven om nieuwe papers te kunnen publiceren’, legt ze uit.
Een van de manieren om dit probleem op te lossen is door niet-westerse onderzoekers te ondersteunen met beurzen, zegt Rudolf. Dan kunnen ze terugkeren naar hun lab in Europa om nieuwe data te verzamelen terwijl ze thuis een eigen laboratorium opzetten.
Salazar Rios heeft net als eerste zo’n beurs gekregen van het International Training and Research-programma (INTR), dat samen met de European Physical Society is opgezet. Komende zomer keert hij voor twee maanden terug naar Groningen als gastonderzoeker. ‘Het is geweldig om toegang te hebben tot apparatuur’, zegt hij, ‘maar ik ben ook blij dat ik zo mijn netwerk kan onderhouden en uitbreiden.’