Wind
Wind
Een paar weken geleden kwam in het nieuws dat enkele Amsterdamse psychologiehoogleraren jarenlang docenten en promovendi geïntimideerd hebben. Klachten en signalen hierover werden genegeerd, totdat het niet meer kon omdat het landelijk nieuws was.
Aan de andere Amsterdamse universiteit is vorig jaar een hoogleraar opgestapt na jarenlang seksueel wangedrag. Ook hier werden signalen door bestuurders jarenlang terzijde geschoven.
Een – wederom – Amsterdamse oud-rector kwam in opspraak: zij zou veelvuldig plagiaat hebben gepleegd. Een onderzoekscommissie kwam met een creatieve definitie van plagiaat en wist haar zo vrij te pleiten. Wederom ging het imago van de universiteit voor de veiligheid van de werkvloer en de kwaliteit van de wetenschap.
En dan kan Paul Cliteur aan het rijtje toegevoegd. Als FvD-senator zat hij natuurlijk al in de rechterhoek van het politieke spectrum, maar dat hoeft geen probleem te zijn – diversiteit is iets positiefs. Elke onderzoeker heeft de academische vrijheid om zijn onderzoek naar eigen inzicht in te richten en daar conclusies uit te halen. Daarnaast staat het iedereen vrij om zijn eigen politieke opvattingen te hebben en die, buiten werktijd, te etaleren. We zijn China niet en dat willen we graag zo houden.
Cliteur is echter niet alleen onderzoeker, maar ook hoogleraar. De gemiddelde hoogleraar heeft ruim acht werknemers en een flinke groep studenten onder zich. Het kenmerkende verschil tussen een hoogleraar en een andere docent-onderzoeker is dat de hoogleraar als leidinggevende de verantwoordelijkheid heeft te moeten zorgen voor een veilige studeer- en werkomgeving waar talent zich kan ontwikkelen.
Dat heeft niks met academische vrijheid te maken, dat ben je gewoon een intens slechte leidinggevende
Uit een detailbeschrijving op GeenStijl blijkt dat al lange tijd mensen naar Cliteur gestapt zijn om te klagen over antisemitische, racistische en vrouwonvriendelijke opmerkingen van zijn toenmalige boreale werknemer. Zijn reactie kwam neer op “Ik heb het niet gehoord dus los het lekker zelf op”.
Dat heeft niks met academische vrijheid te maken, dat ben je gewoon een intens slechte leidinggevende. Ook deze signalen waren binnen (en buiten) de universiteit bekend, maar er was ophef in de media nodig voordat een onderzoek gestart werd.
Cliteur, Beltzer, Van den Boom – de lijst is een stuk langer. Een belangrijke reden waarom het steeds misgaat, is de enorm hiërarchische structuur van de universiteit.
Als hoogleraar heb je nagenoeg complete vrijheid om te doen wat je wilt. 99 procent van de hoogleraren gaat hier integer mee om. Maar met zo’n vierduizend hoogleraren in Nederland is 1 procent nog best een grote groep. Bestuurders die de universiteitsreputatie belangrijker vinden dan krachtig optreden tegen niet-integer handelen, zijn onderdeel van het probleem.
Gelukkig begint er langzaam en eindelijk een nieuwe wind te waaien in academia: het binnenhalen van een miljoenensubsidie is wellicht niet de beste manier om te erkennen en te waarderen wie een goed afdelingshoofd is.
Laten we met z’n allen die wind blijven aanwakkeren totdat deze incidenten tot het verleden behoren. Voor elke slechte hoogleraar zijn er tien uiterst getalenteerde U(H)D’s te vinden die het werk met alle liefde overnemen.